21 oktober 2020 - De Franse speelfilm Jeanne d’Arc van Bruno Dumont uit 2019 gaat over de laatste dagen in het leven van de 15e-eeuwse heldin Jeanne d’Arc, patrones van Frankrijk. De twee uur durende film is nu te zien in de Nederlandse filmhuizen.

door Rolf Deen

Je kunt ook te ver gaan, zelfs in een honderdjarige oorlog (1337-1453). Dat vond tenminste de Franse koning Karel VII toen de strijdlustige Jeanne d’Arc niet van ophouden wist. De stemmen die Jeanne vanaf haar dertiende jaar hoorde en die zij toeschreef aan de aartsengel Michaël en de heilige Catharina en Margareta, spoorden haar aan de Engelsen van het continent te verdrijven. In mannenkleding streed ze daarom zij aan zij met toen nog kroonprins Karel. Na de verovering van Orléans in juni 1429, een aantal andere overwinningen en een mislukte poging in mei 1430 om Parijs in te nemen, vond Karel, inmiddels koning, het welletjes. Nu liep Jeanne zijn politieke belangen in de weg. Het kwam hem goed van pas dat zij in handen van de Bourgondiërs viel, verkocht werd aan de Engelsen en na een schijnproces in Rouen werd veroordeeld wegens ketterij en hekserij. Zij eindigde op de brandstapel, om overigens enkele jaren later in 1456 weer gerehabiliteerd te worden in een proces, waarvan de uitkomst ook weer tevoren vast stond.

De maagd van Orléans, zoals Jeanne d’Arc ook wordt genoemd, is door de eeuwen heen speelbal van politieke belangen gebleven. Haar heiligverklaring in 1920 door paus Benedictus XV was een opsteker voor de Franse republiek waar de nationale trots na de nederlagen van 1870 en 1914 klappen had opgelopen. Het was vooral ook een dankbetuiging van het Vaticaan voor het herstel van de diplomatieke betrekkingen met Frankrijk. Ook De Gaulle vergeleek zich graag met Jeanne d’Arc en tegenwoordig leggen aanhangers van het Front National regelmatig kransen bij de talloze standbeelden van haar. Als een moderne Jeanne d’Arc wil partijleider Marine le Pen graag alle ‘buitenlanders’ uit Frankrijk wegjagen.

Jeanne figureert vanaf haar dood in de 15de eeuw in honderden gedichten, romans, toneelstukken, gobelins en schilderijen. Er zijn binnen en buiten de kerken en kathedralen talloze beelden voor haar opgericht. En het is niet verwonderlijk dat in Frankrijk, het geboorteland van de cinema, en ook ver daarbuiten, een groot aantal films over haar zijn gemaakt. En het kon niet uitblijven, in de computergame Angel Master uit 2013 is ze een van de drie belangrijkste karakters.

Als grote cineasten als Cecil B. de Mille (1917), Dreyer (1928), Rossellini (1954), Bresson (1963), Besson (1999) je voorgangers zijn, moet je als cineast wel een hele eigen invalshoek vinden om aan die lijst nog een nieuwe film toe te voegen. En dat is precies wat regisseur Bruno Dumont klaarspeelt met zijn Jeanne d’Arc (Frankrijk, 2019). Jeanne d’Arc is het vervolg op zijn eerdere Jeanette (2017), een bizarre heavy metal musical film over de jeugd en de visioenen van Jeanne d’Arc. Deze tweede film beslaat de periode 1430-1431 en loopt van de mislukte inname van Parijs, via het proces naar de brandstapel. Dumont baseert zijn scenario vrij letterlijk op de moderne mysteriespelen over Jeanne d’Arc van de Franse socialistische en later katholieke nationalistische schrijver Charles Péguy (1873-1914), van wie hij het werk goed kent en bewondert.

Belangrijk in de vormgeving van zijn film is de keuze voor niet-professionele acteurs. Hun houterig optreden en overdreven dictie in de monologen en dialogen schept een surrealistische sfeer die zeker weet te boeien. De keuze van het Noord-Franse duinlandschap als decor, een paardendressuurnummer als metafoor voor het slagveld, een 20ste-eeuwse bunker als gevangenis voor Jeanne en de kathedraal van Rouen als locatie voor het proces, zijn stuk voor stuk anachronismen. Het is een soort ‘schmieren’ met de kijker, die daardoor een medeplichtige wordt in het complot van de cineast. Kijker en cineast zeggen als het ware tegen elkaar: “Samen weten we dat het niet klopt en dat het om iets anders dan een historisch juiste weergave gaat.” In navolging van Charles Péguy gaat het Bruno Dumont namelijk om het mysterie, de mystiek, om wat er in het innerlijk van Jeanne omgaat te verbeelden. De tienjarige Lise Leplat Prudhomme vertolkt de rol van de negentienjarige (over anachronisme gesproken) Jeanne heel overtuigend. Haar indringende blik en vurige getuigenis blijven je lang bij. De teksten van Péguy zijn op muziek gezet en worden gezongen door de Franse popster Christophe, met zijn hoge hese stem. Een regelrechte vondst van Dumont die bijdraagt aan de surrealistisch mystieke sfeer. Christophe vervult bovendien op een cruciaal moment ook nog een kleine gastrol.

Over zijn artistieke drijfveren spreekt regisseur Bruno Dumont, als een echte breedsprakige Franse intellectueel, in verschillende interviews. “Ik ben mysticus, geen gelovige”, zegt hij, “de God van de christenen is voor mij een theaterpersoonlijkheid en dat maakt hem interessant. Laten we zeggen dat ik in God geloof zoals ik in Hamlet geloof.” En elders: “Mijn films willen de religieuze werkelijkheid weer terugplaatsen in haar theatrale context. (…) Dat levert wel een waarheidsprobleem op. Het spirituele is namelijk niet te filmen. De enige manier om het innerlijk te filmen, is door het uiterlijk te filmen. En dat is precies het transcendente: je kijkt naar een scene en tegelijk zie je niet wat je ziet. Net als in het theater gaat het hier om representatie. Voor mij liggen mystiek en cinema heel dicht bij elkaar, allereerst door hoe ze zich verhouden tot werkelijkheid en schijn, en natuurlijk door de kracht van de gevoelens die ze kunnen opwekken.” Iemand met zulke opvattingen maakt over een katholieke heilige natuurlijk geen makkelijke film. Maar met een beetje geduld en welwillendheid biedt Jeanne d’Arc een kijkervaring die je niet makkelijk vergeet.