In de christelijke eredienst wordt het Hebreeuwse woord amen gebruikt als instemming met wat gebeden en beleden wordt.

Amen is een Hebreeuws bijvoeglijk naamwoord dat 'vast' en 'zeker' betekent. Het bestaat uit de medeklinkers Alef, Mem en Nun. Deze drieletterige wortel betekent ‘stevig zijn’, ‘bevestigd’, ‘solide’, ‘betrouwbaar’ en ‘waarachtig’. Amen werd door de Israëlieten het vaakst gebruikt in de zin van ‘zo zij het’. In de Griekse Bijbelvertalingen bleef het woord onvertaald. Joden spreken het woord op verschillende wijzen uit: amenameinomein of umain

Oude Testament
In de Hebreeuwse Bijbel komt amen voor het eerst voor in het boek Bemidbar (Numeri), vers 5,22: een vrouw die ervan wordt verdacht overspel te hebben gepleegd moet ‘amen, amen’ zeggen nadat er bezwerende rituelen over haar zijn uitgevoerd die moeten vaststellen of zij daadwerkelijk overspel heeft gepleegd. Daarna komt amen nog 30 keer voor, waarvan 12 keer in Deuteronomiumen 4 keer in het Boek der PsalmenAmen wordt in de Hebreeuwse Bijbel op drie verschillende wijzen gebruikt:

  • Aan het begin, hetzij als verwijzing naar de uitspraak van een vorige spreker, hetzij als introductie van een zin waarin de vorige wordt bevestigd (bijv. 1 Kon. 1,36);
  • Los, als verwijzing naar de uitspraak van een andere spreker (bijv. Deut. 27, 23; Neh. 5,13);
  • Aan het eind, als bekrachtiging van datgene wat de spreker heeft gezegd (bijv. Ps. 41,14).

Nieuwe Testament
Amen komt in de Synoptische Evangeliën 52 keer voor en in het Johannes-evangelie 25 keer. In de meeste Nederlandse Bijbelvertalingen is het woord amen (Grieks: αμην) in de evangeliën vertaald, bijvoorbeeld Lc 24, 53: ‘En Jezus zei tegen hem: ‘Amen, ik zeg u: vandaag zult bij mij zijn in het paradijs.’ ‘Amen, ik zeg u’ is in de Willibrordvertaling 1995 ‘Ik beloof je’ en in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) ‘Ik verzeker je’.

In de uitspraken van Jezus wordt amen in vergelijking met de Hebreeuwse Bijbel op geheel andere wijze gebruikt. Zijn amen verwijst niet naar de uitspraak van een eerdere spreker, maar introduceert een nieuwe gedachte. In de oude Nederlandse Bijbelvertalingen werd dit amenvertaald als ‘voorwaar’. Latere vertalingen zijn ‘waarlijk’ en ‘waarachtig’.

Nagenoeg alle Paulijnse brieven in het Nieuwe Testament eindigen met amen. Paulus gebruikt het ook aan het einde van zijn doxologische formules (bijv. Rom. 1,25; 9,5; 11,36; 15,33.), op de wijze van de Psalmisten: namelijk als bekrachtiging van het reeds gezegde.

In de Apokalyps wordt amen gebruikt als in de Hebreeuwse Bijbel, behalve in hoofdstuk 3,14. Daar is Amen een woord voor Christus: “Zo spreekt Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, de oorsprong van Gods schepping” (Will. ’95). Amen (Grieks: ΑΜΗΝ) is het allerlaatste woord van de Apokalyps, en daarmee ook van het Nieuwe Testament en dus eveneens van de gehele christelijke Bijbel.

Vroege Kerk
De eerste christenen namen voor hun samenkomsten het amen over van de joodse synagogale eredienst. In de Vroege Kerk was het amen de uitgelezen gelegenheid voor de gelovigen om zowel de gebeden als de geloofsbelijdenissen enthousiast te beamen. Sint Justinus schrijft dat het volk bij wijze van instemming amen riep na het hardop uitgesproken presidentieel gebed van de eucharistie; “dit woord amen betekent in de Hebreeuwse taal γενοιτο [‘zo zij het’] (Eerste Apologie 65, 3.4). Sint Hieronymus zegt in zijn beschrijving van de eredienst in een Romeinse basiliek dat het amen van het volk als een hemelse donderslag klonk (Commentaar op Galatenbrief 1, 2).

In het Liturgisch Woordenboek (1958-1962) staat over de Oude Kerk: “In de Byzantijnse liturgie antwoordt het volk amen op de consecratiewoorden. Zo was het ook in Afrika ten tijde van Augustinus en in de Keltische en Mozarabische liturgie. De communicant beantwoordde vroeger de uitreikingsformule van bisschop en diaken met amen. Ook stemde men door amen te roepen in met de gebeden, de lezingen en de preek. De amens in de canon [eucharistisch gebed] komen sinds de 9de eeuw voor. Ze verbreken de eenheid van het eucharistisch gebed, en de wens dat ze komen te vervallen is daarom meermalen naar voren gebracht” [wat na het Tweede Vaticaans Concilie in de nieuwe vorm van de Romeinse Ritus ook is gebeurd].

Heilige Mis
In de gewone vorm van de Romeinse Ritus van de Katholieke Kerk wordt op een aantal vaste plaatsen in de Heilige Mis amen gezegd. Het volk gebruikt het als acclamatie op diverse formules die de priester uitspreekt, zoals ‘In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’, ‘Door Christus onze Heer’ en ‘Lichaam van Christus’. Christelijke gebeden als het Onzevader en Weesgegroet worden met amen afgesloten.

Islam
Amin is een Arabisch woord waarvan de stam dezelfde betekenis heeft als de Hebreeuwse stam. Moslims gebruiken amin op dezelfde wijze als gelovige joden en christenen amenAmin wordt in het bijzonder gezegd na de recitatie van de eerste soera (al-Fatiha) van de Koran. Daarin is het overigens niet terug te vinden. 

Nederlandse taal
Aangezien de Nederlandse taal enorm is beïnvloed door de Bijbel is het Hebreeuwse amen ook een Nederlands woord geworden, een slotwoord ter bevestiging wel te verstaan. Daaruit is het werkwoord ‘beamen’ ontstaan, wat ‘van een amen voorzien’ betekent oftewel: ‘bevestigen’ en ‘ermee instemmen’. Tegenwoordig wordt amen ook op ironische wijze gebruikt, daarmee verwijzend naar het kerkelijke gebruik ervan. De uitdrukking ‘Ja en amen zeggen’ slaat op het kritiekloos instemmen met iets. Ook daarin verwijst men naar de gelovige volgzaamheid.