De heilige Benedictus van Nursia (480-547) is de stichter van de naar hem genoemde monnikenorde. Zijn geestelijk nalatenschap is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van Europa na de val van het West-Romeinse Rijk. Zijn kloosterregel, waarin arbeid, matigheid en stabiliteit hoog in het vaandel staan, heeft velen binnen en buiten de Katholieke Kerk geïnspireerd. Benedictus is Beschermheilige van Europa.

Benedictus werd omstreeks 480 geboren in Nursia, het huidige Norcia in de Italiaanse regio Umbrië. Zijn zus was de heilige Scholastica, die als kind al aan God was toegewijd. Toen Benedictus veertien was gaf hij zijn wereldse leven op en nam zijn intrek in een ascetische gemeenschap in Affili. Later bewoonde hij als heremiet een spelonk in Sublacus (Subiaco). Daar ontstond een klooster waarvan Benedictus overste werd. Om zijn volgelingen de veiligste weg naar het monnikenideaal te wijzen, schreef hij een Regel voor het optimale kloosterleven, het enige schriftelijke werk dat hij heeft nagelaten.

Gregorius de Grote
De enige historische bron over het leven van Benedictus is het tweede boek van Dialogen over de Italische Vaders van Gregorius de Grote. In dit werk beschrijft deze heilige paus aan het einde van de 6e eeuw het leven van de asceten in het in verval geraakte Italië. Hij vergelijkt hen met de beroemde Woestijnvaders van Egypte uit de 3de en 4de eeuw en zegt dat de Italische Vaders in heiligheid niet voor de Egyptische asceten onderdeden. Volgens Gregorius was Benedictus de grootste Italische monnik.

Gezegende
Het begin van Gregorius' verhaal over Benedictus begint zo: "Er leefde eens een man van eerbiedwaardige levenswandel, naar begenadiging zowel als naar naam een Gezegende." Het Latijnse woord voor 'gezegende' is benedictus.

Weg uit de wereld
Benedictus kwam volgens Gregorius uit een aanzienlijke familie. Die stuurde hem naar Rome voor de voltooiing van zijn studies. Het zedenverval dat hij daar aantrof, schokte hem en deed hem besluiten de wereld de rug toe te keren en als monnik naar God te zoeken. Het woord monnik is afgeleid van het Griekse monachos, dat 'alleen' betekent. Benedictus koos dus voor de eenzaamheid als weg naar de Verlossing. Met de hulp van de monnik Romanus, slaagde Benedictus erin zich in de wildernis geheel op een contemplatief leven toe te leggen.

Wild dier
Gregorius vertelt dat de eenzame zoektocht van Benedictus al spoedig bekend raakte bij het volk. "Ook herders ontdekten de man die in de spelonk verborgen leefde; toen zij hem, in dierenvellen gekleed, achter het struikgewas in het oog kregen, dachten zij dat het een wild dier was. Maar toen ze er achter kwamen dat het een dienaar Gods was, bekeerden verscheidene van hen zich van hun dierlijke gezindheid tot een begenadigd vroom leven. Zo raakte zijn naam aan iedereen in de buurt bekend. vanaf die tijd begonnen velen hem geregeld op te zoeken. Zij brachten hem lichamelijke spijs, maar gingen met de levensspijs uit zijn mond in het hart, naar huis terug."

Volgelingen
Onder de gelovigen die Benedictus te eten gaven, waren er enkelen die besloten zich bij hem aan te sluiten. Zij smeekten hem te leiden naar de heiligheid. Ook een groep monniken wier abt was overleden wilden zich bij Benedictus in Subiaco voegen. Benedictus weigerde in eerste instantie maar zwichtte uiteindelijk voor hun smeekbeden. Hij voorspelde echter dat ze er spijt van zouden krijgen omdat ze zouden worden onderworpen aan een radicale tucht. En zo gebeurde het. Monniken die zijn strenge levenswijze niet meer konden verdragen, probeerden hem te vergiftigen. Gregorius vertelt dat de glazen beker, gevuld met vergiftigde drank, in scherven brak toen Benedictus er de zegen over uitsprak.

Twaalf kloosters
Na het voorval van de gifbeker trok hij zich in een eerder verblijf in Subiaco terug. Dat belette niet dat het aantal volgelingen zich uitbreidde. In de wildernis bouwde hij voor hen − naar het getal der Apostelen − twaalf kleine kloosters, geschikt voor een twaalftal monniken met aan het hoofd een abt.

Vertrek uit Subiaco
Deze kloostergemeenschap vertrok uit Subiaco nadat een plaatselijke priester, Florentinus genaamd, Benedictus uit afgunst had proberen te doden en toen dat niet lukte, tot zonde te verleiden. "Hij ging zover dat hij in de tuin van het klooster waar Benedictus verbleef, zeven naakte meisjes op hen afstuurde". Bang dat zijn jeugdige monniken erdoor in zonde zouden vallen, besloot hij voor Florianus te wijken. "Hij stelde orde op zaken door alle kapellen, die hij gebouwd had over te dragen aan de oversten van de hun toegewezen broeders, en enkele weinige monniken meenemend, verhuisde hij naar een andere plaats", aldus paus Gregorius.

Monte Cassino
De nieuwe plaats was Casinum, een haast uitgestorven burchtstadje op een berg tussen Rome en Napels. Benedictus vestigde zich in een oude toren van een verlaten Romeins kasteel. Een nabijgelegen gebouw werd het klooster van zijn discipelen. In de buurt van de toren lag een tempel van de heidense god Apollo met een heilig bos. Benedictus wierp het beeld van Apollo omver, vernietigde het bos en bekeerde de heidense boeren in de omgeving. Van de tempel maakte hij een kerk, die hij toewijdde aan Sint Martinus van Tours. In het monnikenverblijf richtte hij het oratorium van Sint Johannes de Doper in. Op Casinum, het huidige Montecassino, ontplooide Benedictus zich tot de wijze en gezagvolle abt die de grondlegger zou worden van het Europese monnikendom. Volgens Gregorius deed hij daar zijn meeste wonderen. Ook schreef hij er de Regel voor monniken.

Koning Totila
Een historisch interessante passage in het relaas van Gregorius handelt over de Ostrogotische koning Totila (541-552). Voortdurend oorlog voerend tegen de keizers van Byzantium om de heerschappij van Italië, wilde Totila vernemen hoe zijn toekomst eruitzag. Hij had gehoord dat Benedictus de gave van profetie had en besloot de abt op Monte Cassino op te zoeken. Vol ontzag voor de heilige vroeg de koning of hij Rome zou veroveren. Benedictus sprak Totila vanwege zijn oorlogszuchtige daden bestraffend toe en voorspelde hem dat hij inderdaad Rome zou binnentrekken, er negen jaar zou regeren en het jaar daarna zou sterven.

Het verval van Rome
Toen Benedictus eens met een bisschop over Totila's verovering van Rome sprak, zei hij dat de stad niet door de Gotische koning verwoest zou worden, maar vanzelf zou vervallen, geteisterd door natuurgeweld. Paus Gregorius schrijft vervolgens: "Voor ons is die geheimzinnige profetie klaar als de dag geworden. Wij zien het nu in deze stad voor ons: muren zijn gehavend, de huizen ingestort, de kerken verwoest door wervelwinden, haar door ouderdom vervallen monumenten veranderen stuk voor stuk in ruïnes."

Dood
Het is niet zeker in welk jaar Benedictus gestorven is, maar het moet tussen 547 en 550 geweest zijn. Zes dagen voor zijn dood zou hij zijn monniken hebben opgedragen het voor hem bestemde graf alvast te openen. Koorts overviel hem en snel daarna stierf hij biddend te midden van zijn kloostergemeenschap. Zijn lichaam werd bijgezet in de kerk van Monte Cassino, waar ook al de stoffelijke resten van zijn heilige zus Scholastica rustten.

Regel voor monniken
De Regel voor monniken kenmerkt zich door mensenkennis, matigheid en tucht. De monniken worden opgedragen zich te houden aan een strak tijdschema. De dag staat geheel in het teken van de Getijden. Tussen deze liturgische momenten is het tijd voor geestelijke lezing, arbeid, eten en slaap. Het bijzondere van de regel is dat Benedictus er de tegenstelling tussen het gewijde en het profane opheft. Alle menselijke activiteiten, zowel gebed als arbeid, moeten ter ere van God worden verricht. Van dit principe is het benedictijnse adagium Ora et labora ('Bid en werk') afgeleid.

Benedictijnen
De Regel zou de grondslag vormen voor verschillende religieuze Ordes: de Benedictijnen, de Cisterciënzers, de Kartuizers en de Trappisten. In de Middeleeuwen waren het vooral de benedictijnse ordes die de antieke cultuur beschermden en overdroegen op volgende generaties. In de scriptoria van hun abdijen kopieerden ze niet alleen Bijbel, maar ook werken van Griekse en Romeinse wijsgeren. De monniken hielden zich naast hun intellectuele arbeid ook bezig met landbouw. In heel Europa hebben ze grote stukken land ontgonnen. Benedictus schrijft in zijn regel voor dat monniken niet van aalmoezen mochten leven en zich moesten binden aan één bepaald klooster (Stabilitas Loci). Vandaar dat de meeste abdijen uitgroeiden tot grote autarkische corporaties.

Patroon van Europa
Vanwege de grote invloed van de benedictijnse waarden op de Europese cultuur werd Benedictus in 1964 door paus Paulus VI uitgeroepen tot Patroon van Europa. Zijn liturgisch feest op de Romeinse kalender staat op 11 juli. Ook in de Orthodoxe Kerken wordt Benedictus als een heilige vereerd. Op de Byzantijnse kalender staat zijn gedachtenis op 14 maart.

De passages van Gregorius' Dialogen in dit lemma zijn afkomstig uit: 'Het leven van Benedictus', Gottmer, Nijmegen, 1980. Ze werden uit het Latijn vertaald door Frits van der Meer en Gerard Bartelink.