De zalige paus Benedictus XI (1303-1304), lid van de Orde der Predikers, kwam op voor de autonomie van de bedelorden. Hij ligt begraven in de Sint-Dominicuskerk in Perugia.

Dominicaan
Niccolò Boccasini werd geboren te Treviso rond 1240. Al jong trad hij toe tot de door Sint-Dominicus gestichte Orde der Predikers (dominicanen). Na zijn eeuwige professie werd hij tot priester gewijd. Zijn voortgezette studie theologie in Milaan leverde hem de graad van magister theologiae op. Vervolgens werd hij hoogleraar in Treviso, Venetië en Genua.

Generaal-overste
In 1286 werd hij twee maal gekozen tot provinciaal-overste van de dominicaner provincie Lombardije. In 1296 werd hij de negende magister generalis (generaal-overste) van zijn orde.

Kardinaal
Op 4 december 1298 werd Boccasini door paus Bonifatius VIII verheven tot kardinaal en benoemd tot kardinaal-priester van de Romeinse titelkerk Santa Sabina. Op 2 maart 1300 werd hij bevorderd tot kardinaal-bisschop van Ostia, waarvoor hij tot bisschop werd gewijd. Daarna werd hij benoemd tot pauselijke legaat voor Hongarije, Polen en Oostenrijk. 

Bisschop van Rome
Op 22 oktober 1303 werd hij tot bisschop van Rome en tot paus van de Katholieke Kerk gekozen. Hij nam de naam Benedictus aan. Dat deed hij uit eerbied voor zijn vriend Benedetto Gaetani, oftewel Bonifatius VIII, die hij als paus opvolgde. De kroning vond plaats op 27 oktober 1303.

Conflict met Frankrijk
Zijn voorganger had de bul Clericis laicos uitgevaardigd, die bisschopen en abten verbood om kerkelijke eigendommen aan wereldlijke vorsten te schenken zonder uitdrukkelijke toestemming van de paus. Dat zette vooral kwaad bloed in Frankrijk. Koning Filips de Schone zette Benedictus XI zwaar onder druk om die bul te herroepen. Uiteindelijk zwichtte de paus, aangezien hij een conflict met Frankrijk schadelijk achtte voor de Katholieke Kerk.

Bedelorden
Benedictus XI herriep ook de bul Super cathedram (1301). Daarmee had Bonifatius VIII de vrijheid van de bedelorden zwaar ingeperkt. Zo mochten bedelorden geen biecht meer horen zonder toestemming van de diocesane bisschop. Ook konden zij niet meer prediken waar zij maar wilden. Benedictus, zelf lid van een bedelorde, achtte deze reguleringen in strijd met de missie van de bedelorden.

Gevlucht naar Perugia
In Rome had Benedictus het aan de stok gekregen met de adellijke families Colonna en Orsini. Mogelijk had dit te maken met het feit dat hij twee dominicaner medebroeders tot kardinaal had verheven. De macht van deze families was zo groot dat de paus zijn leven niet meer zeker was. Hij week daarom uit naar de pausgezinde stad Perugia in Umbrië. Daar werd hij ernstig ziek. Op 7 juli 1304 overleed hij, na slechts negen maanden paus te zijn geweest.

Zalig
Zijn stoffelijk overschot werd niet naar Rome overgebracht. Een grafmonument in de Sint-Dominicuskerk in Perugia zou zijn laatste rustplaats worden. Na zijn dood werd hij binnen de dominicaner orde vereerd. Zijn cultus werd uitgebreid toen paus Clemens XII hem in 1736 zaligverklaarde. In 1955 werden zijn relieken uit het grafmonument gehaald en geplaatst in een schrijn boven een altaar in dezelfde kapel als waar zich het grafmonument bevindt. Zijn feestdag is 7 juli, zijn sterfdag.