De Bergrede is de toespraak die Jezus volgens het Mattëus-evangelie in Galilea tot een menigte hield bij aanvang van zijn openbare leven. Daarin spreekt Hij over de komst van het Rijk Gods als de vervulling van het Verbond van God met Israël. De morele implicaties van het geloof in de hemelse Vader zijn radicaal: ‘bemin uw vijanden’, ‘ook wie begeert pleegt echtbreuk’, ‘keer uw andere wang toe’, ‘oordeel niet’ en ‘maak u geen zorgen’.

Toespraak tot menigte
In het Mattheüs-evangelie neemt de prediking van Jezus van Nazareth een aanvang nadat Hij in de woestijn door de duivel op de proef was gesteld. Hij vestigde zich in Kafarnaüm aan het Meer van Galilea en begon er te verkondigen dat het Rijk van God ophanden was. Daarna riep hij vier vissers tot zich om Hem na te volgen. Met hen – SimonAndreasJacobus en Johannes – trok hij door heel Galilea om er in de synagogen onderricht te geven over het Evangelie. Aangezien hij ook zieken genas en bezetenen exorciseerde, kwamen er tal van mensen uit diverse streken naar Hem luisteren. Toen er zich een grote menigte om Hem heen had verzameld, ging Hij de berg op en begon tot hen te spreken. De toespraak die Hij toen hield, kreeg in de christelijke traditie de naam Bergrede. In het Mattheüs-evangelie wordt dat weergegeven vanaf hoofdstuk 5 vers 1 tot en met hoofdstuk 7 vers 27.

Op de berg
Opvallend dat Matthëus niet schrijft dat Jezus ‘een berg’ maar ‘de berg’ besteeg. Volgens veel exegeten gaat het hier niet om een geografische aanduiding, maar om een zinnebeeld. ‘Berg’ doet hier denken aan de berg Sinaï, waar God aan Mozes verscheen en hem de Wet gaf. Nu wordt het volk van God opnieuw onderricht als Jezus de Tora in een nieuw licht plaatst.

Vervulling der Wet
De Bergrede begint met de zogenoemde Zaligsprekingen. Daarmee geeft Jezus aan wie zich in de ogen van God gelukkig mogen prijzen bij de doorbraak van het Koninkrijk. Meteen daarna ruimt Hij een misverstand uit de weg. Tegen hen die denken dat Hij met iets totaal nieuws begint, zegt Hij: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen. Want Ik verzeker jullie; eer hemel en aarde vergaan, zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn. Wie één van die geringste geboden ontkracht en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen.” Hij voegt eraan toe dat wetsgetrouwheid niet hetzelfde is als moralistische scherpslijperij. “Als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de Schriftgeleerden en farizeeën, zal je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.”

‘Maar ik zeg jullie’
In het vervolg gaat Jezus in op vijf voorname Tora-onderdelen, met betrekking tot moord, echtbreuk, eedafleggingen, vergelding en naastenliefde. Daarin verbreedt hij de morele lading van elke gebod. Zo zegt Jezus dat ook wie zijn broeder beledigt zich schuldig maakt aan moord. En echtbreuk komt volgens Hem niet alleen tot stand door het daadwerkelijke vreemdgaan: “Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg jullie: ieder die begerig naar een vrouw kijkt, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.” Jezus’ boodschap is uiterst radicaal. Zo zegt Hij bijvoorbeeld dat wie last heeft van een begerig oog, dit orgaan er maar het best kan uitrukken: “Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam in de hel wordt gegooid.” Tegenover het principe van ‘oog om oog, tand om tand’ plaatst hij de gerechtigheid van het komende Rijk Gods. Als je op je rechterwang geslagen wordt, keer hem dan ook je linkerwang toe, zegt Jezus, die eraan toevoegt dat de naastenliefde ook op je vijanden en je vervolgers van toepassing is.

Onze Vader
In het zesde hoofdstuk spreekt Jezus over het gebed, het vasten en de evangelische attitude. Zo fulmineert Hij tegen de schijnheiligen, die aan iedereen willen laten zien hoe vroom ze zijn. Het oprechte gebed vindt plaats in het verborgene, zegt Jezus, om vervolgens zijn gehoor het Onze Vader te leren. Ook wie vast, moet dat op oprechte wijze doen, dat wil zeggen zonder dat het anderen opvalt. Wie gelooft in de zorgzame Vader in de hemel, moet dat laten blijken door een onbezorgde levenshouding. De ‘bloemen in het veld’ zijn ons daarbij tot voorbeeld, want “zelfs koning Salomo” ging niet zo mooi gekleed.

‘Oordeel niet’
In hoofdstuk 7 drukt Jezus de mensen op het hart om niet over anderen te oordelen. Wat volgt zijn uitspraken die in menig taal gezegden zijn geworden: wie oordeelt over de splinter in andermans oog, moet eerst de balk in zijn eigen oog verwijderen; ‘geef het heilige niet aan de honden’, werp geen parels voor de zwijnen’ en ‘zoekt en gij zult vinden’. De weg naar de ondergang is wijd, maar het pad naar de verlossing is smal, zegt Jezus. Hij besluit de Bergrede met zijn waarschuwing tegen valse profeten, schijnheiligheid en domheid. 

Alle Bijbelcitaten zijn afkomstig uit de Willibrordvertaling (1995) van de Katholieke Bijbelstichting.