Een bonnet is een specifiek hoofddeksel van de katholieke geestelijkheid. Het hoofddeksel heeft een vierkante vorm. Bovenop de bonnet vormen drie opstaande ribben een half kruis. Dit kruis wordt, althans bij de bonnet van priesters en (aarts)bisschoppen getooid door een pompon.

Herkomst
De bonnet is anders dan de mijter en de solideo waarvan de vorm teruggaat tot de oudheid, een hoofddeksel dat zijn oorsprong vindt in de Middeleeuwen. Vermoedelijk is het gebruik ervan begonnen aan de universiteiten, waar een vergelijkbare muts werd uitgereikt aan diegenen die promoveerden in de theologie. Het gebruik van de bonnet werd na de synode van Bergamo (1311) voor seculiere geestelijken verplicht gesteld.

Soorten
De bonnet voor een priester of diaken is zwart, die voor een (aarts)bisschoppen paars en die voor kardinalen rood. Zwarte en paarse bonnetten hebben een pompon, alsook de rode bonnetten van patriarchen die geen kardinaal zijn.

Gebruik
Feitelijk is de bonnet na het Tweede Vaticaanse Concilie onder priesters in onbruik geraakt. Bij bijzonder plechtige gebeurtenissen dragen (aarts)bisschoppen en kardinalen een bonnet, als onderdeel van hun koorkledij. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie wordt de rode bonnet aan nieuwe kardinalen uitgereikt, nadat zij in een consistorie tot kardinaal zijn verheven. Daarvoor kregen kardinalen een galero (kardinaalshoed) overhandigd. Bij missen die volgens de Tridentijnse Ritus worden gevierd draagt de priester doorgaans wel een bonnet. De acolieten zien er dan op toe dat deze op de gepaste momenten wordt af- dan wel opgezet.

Kardinaalsmuts
De plantensoort kardinaalsmuts dankt zijn naam aan de gelijkenis van de vruchten met de rode kardinaalsbonnet.