Carnaval is het feest dat voorafgaat aan de Veertigdagentijd, met name gevierd in katholieke landen en streken. Vermommingen, optochten, de oprichting van een narrenrijk en uitbundige eetfestijnen en drinkgelagen tekenen het feest.

Vastenavond
Aan de vooravond van de ingetogen veertigdaagse vasten wordt in veel rooms-katholieke landen en streken enkele dagen een uitbundig carnavalsfeest gevierd. De feestgangers vermommen zich, stellen een spotheerschappij in, en geven zich over aan onmatige eetfestijnen en drinkgelagen. In Nederland wordt het feest ook wel met 'Vastenavond' aangeduid, hoewel hiermee van oorsprong slechts de laatste dag voor Aswoensdag werd bedoeld.

Tijdstip in Nederland
Het tijdstip van de viering van carnaval is afhankelijk van de wisselende datum waarop Pasenjaarlijks wordt gevierd. De zevende zondag voorafgaande aan Paaszondag is carnavalszondag. Het feest begint in Nederland doorgaans op de zaterdag daarvoor en eindigt bij aanvang van Aswoensdag, de eerste dag van de Veertigdagentijd.

Internationaal variatie in tijdstippen
Internationaal is er de nodige variatie in het tijdstip van de feestelijkheden. In België duurt carnaval langer dan in Nederland, getuige uitbundige halfvastenvieringen en carnavalsfeesten op de zondag na aswoensdag. Ook in het Zwitserse Bazel viert men carnaval in het weekend ná aswoensdag. Op Malta is de naoorlogse carnavalsviering zelfs volledig losgekoppeld van de traditionele dagen vóór aswoensdag: daar wordt het feest gevierd in de tweede week van mei.

Prins Carnaval
Naar Duits voorbeeld treedt in de meeste Belgische en Nederlandse plaatsen een Prins Carnaval aan. Op carnavalszaterdag of -zondag nemen de vele Prinsen Carnaval voor drie dagen op rituele wijze de macht van de burgerlijke autoriteiten over in dorpen en steden. Zij vieren vervolgens met hun onderdanen, de carnavalsvierders, de tijdelijke vestiging van een narrenrijk. Er worden zittingen georganiseerd waar de burgerlijke autoriteiten op de korrel worden genomen en vaak wordt een carnavalslied tot volkslied van dat jaar uitgekozen.

Narrenrijk
Het narrenrijk krijgt gestalte doordat carnavalsvierders zich verkleden in een feestelijke uitdossing en bezit nemen van de straat en de café's. Alle feestlocaties worden rijk versierd met maskers, vlaggen, slingers en serpentines. Er wordt onmatig gegeten en gedronken. Luidkeels worden plaatselijke carnavalsliedjes gezongen, en waar die niet voorhanden zijn, klinken uit luidsprekers 'carnavalskrakers'.

Carnavalstoeristen
Het drankgebruik tijdens de vastenavondfeesten is van oudsher stevig. Toch ziet de bevolking van traditionele carnavalsplaatsen het niet als doel van de festiviteiten om avond aan avond volstrekt laveloos door de straten te dweilen. Het zijn veeleer de 'carnavalstoeristen' van boven de rivieren die een kiel aantrekken als excuus voor onverantwoord drankgebruik en de daaraan nogal eens gepaard gaande agressiviteit. In een stad als Maastricht heeft de plaatselijke bevolking zich daarom aangewend om het echte feest althans ten dele buiten de toeristen om te vieren, in de beslotenheid van eigen gelegenheden.

Optocht en rituele afsluiting
Op één van de drie carnavalsdagen trekt een optocht door de straten: de zegetocht van Prins Carnaval. Op carnavalsdinsdag wordt rond middernacht in veel plaatsen in een collectief afsluitingsritueel afscheid genomen van het narrenrijk en zijn Prins. Carnavalsmascottes en symbolen worden dan verbrand, begraven of verdronken. Op aswoensdag wordt het dagelijkse leven weer opgepakt.

Elfde van de elfde
Het jaarlijks terugkerende carnaval wordt georganiseerd door de vele carnavalsverenigingen die Nederland rijk is. Aan de carnavalsdagen gaat het zogenoemde 'voorseizoen' vooraf, dat begint op 11 november, de 'elfde van de elfde'. In het voorseizoen wordt de machtsovername van Prins Carnaval op de eerste carnavalsdag voorbereid.

Carrus navalis
De benaming 'carnaval' wordt in de zeventiende eeuw in Europa de vaste benaming voor de feesten voorafgaand aan de vasten. De oorsprong van het woord is onzeker. Eén van de verklaringen herleidt het woord op de carrus navalis, een scheepskar die in de vastenavondtijd door de straten werd getrokken, met aan boord vermomde vierders.

Carne levare
In andere verklaringen wordt de relatie tussen dit uitbundige feest en de daarop volgende vasten gelegd. Het woord carnaval zou dan bijvoorbeeld komen van het Latijnse carne vale, dat 'vlees vaarwel' betekent. Meest waarschijnlijk is dat het woord is afgeleid van carne(m) levare, ofwel 'verwijderen van vlees'. Deze uitleg wordt al in het jaar 965 in Italië vermeld.

Geschiedenis
Maskerades, de tijdelijke opheffing van de sociale ongelijkheid, het instellen van een korte periode van chaos en uit het volk aangestelde schertskoningen die enkele dagen heersen: dit soort feestrituelen komt al zeer vroeg in de overleverde geschiedenis voor. Het oude Babylon, Mesopotomië, Egypte, de Grieken, de Romeinen en de Germanen kenden allen feesten die overeenkomsten met carnaval vertoonden.

Gekerstend vruchtbaarheidsfeest?
Historici zijn het niet eens over de oorsprong van het huidige carnavalsfeest. Sommige geschiedkundigen menen dat ons carnaval teruggaat op een heidens vruchtbaarheidsfeest, waarbij koning winter moest worden verdreven. Carnaval is in deze lezing een verdere ontwikkeling van onder meer de Griekse en Romeinse feesten ter ere van Dionysus en Bacchus. Tijdens dergelijke feesten was onbeperkt drinken de norm en werd degene die nooit zijn verstand wilde kwijtraken aangemerkt als onverstandig. Er was sprake van wilde optochten, wellustige zang en seksuele uitspattingen. In de middeleeuwen, zo beweren de historici van deze theorie, zou de Kerk dergelijke heidense vruchtbaarheidsfeesten hebben gekerstend en als 'carnaval' hebben opgenomen in de liturgische jaarkalender.

Kerkelijk overgangsritueel?
Een tweede theorie over de oorsprong van carnaval gaat er van uit dat het feest door de Kerk in de vroege Middeleeuwen is ingesteld als een overgangsritueel, teneinde de drempel naar de veertigdaagse vasten te verlagen. Carnaval diende, zo wordt beweerd, om afkeer van een leven met een puur aards karakter op te wekken, door de gewone mensen enkele dagen heel concreet te tonen én te laten ervaren wat het betekent als de duivel, heksen, narren, de anti-christ en het eigenzinnige in de mens regeren.

Reformatie
In de zestiende eeuw kwam in onze streken een eind aan de massale openbare carnavalsvieringen. De scheuring binnen het christendom als gevolg van de Reformatie leidde tot een religieuze tweedeling op het grondgebied van het huidige Nederland: boven de rivieren Maas en Rijn werd het protestantisme het dominante geloof; in de gebieden die tegenwoordig de provincies Limburg en Noord-Brabant beslaan bleef het katholieke geloof overheersend.

Afgeschaft of minder uitbundig
In het protestantse deel van de Lage Landen verdween de openbare vastenavondviering volledig uit het straatbeeld. De vastenavond werd geduid als een Roomse dwaling en met verboden de kop in gedrukt. In het katholieke zuiden, dat door het protestantse noorden in een staat van onderworpenheid werd gehouden, werd ouderwetse, grootschalige en uitbundige viering van carnaval door de overheden ontmoedigd en bemoeilijkt.

Katholieke emancipatie
Tijdens de emancipatie van het katholieke volksdeel in de negentiende eeuw werd in een aantal plaatsen in Limburg en Noord-Brabant de organisatie van uitbundige carnavalsvieringen hernomen. Toch is de overgrote meerderheid van de huidige carnavalsverenigingen pas na de Tweede Wereldoorlog opgericht. In de jaren vijftig bleef de viering, op enkele uitzonderingen na (zoals Twente), daarbij nog altijd beperkt tot de zuidelijke provincies.

Ontzuiling
In de loop van de jaren zestig kwam de relatief sterke afbakening tussen het katholieke zuiden aan de ene kant en het calvinistische westen en noorden van Nederland aan de andere kant door de ontzuiling op de helling te staan. Het carnaval overschreed vanaf deze jaren de grens van de 'grote rivieren', de Maas en de Rijn, zij het ook dat dit soms tot onbedoeld hilarische taferelen leidde. In sommige plaatsen namen de carnavalsvierders namelijk niet massaal bezit van straat en cafe, zoals het hoort, maar moesten zij welhaast op kousevoeten langs de muren sluipen, schichtig het ene carnavalslokaal voor het andere verwisselend, als vreesden zij hoongelach.

Overal in Nederland
Tegenwoordig komen overal in Nederland carnavalsverenigingen voor die zich actief inzetten voor de organisatie van het feest. Uiteraard heeft de viering meer impact en uitstraling, naarmate een groter deel van de bevolking zich aan de 'carnavalsgeest' overgeeft. Limburg en Noord-Brabant, waar het openbare leven rond vastenavond vrijwel stil ligt, spannen in dat opzicht nog altijd de kroon.

Limburg versus Brabant
Met betrekking tot de verschijningsvorm van het carnaval zijn er duidelijke verschillen tussen de twee zuidelijke provincies. Zo nemen veel Brabantse gemeenten tijdens het feest een carnavalsnaam aan: Den Bosch wordt Oeteldonk, Bergen op Zoom verandert in Krabbegat en Breda heet Kielegat. In Limburg komen naamsveranderingen slechts bij uitzondering voor. Deze Brabantse frivoliteit zet zich echter niet door in de kleding: waar de Limburger zich het liefst zo opvallend mogelijk uitdost in met zorg zelfgenaaide kostuums, voldoet voor menig Brabander een pet en een boerenkiel.

Leutige Ploeg versus Raad van Elf
In Limburg kan de functie van Prins Carnaval slechts één seizoen door dezelfde persoon bekleed worden. In Brabant kan deze schertsfiguur jarenlang door één persoon worden vertolkt. En worden de Prinsen in Limburg bijgestaan door een Raad van Elf, in Noord-Brabant luisteren vergelijkbare groepen naar namen als 'Boere Parlement' (Den Bosch) of 'de Leutige Ploeg' (Bergen op Zoom).

Elke vereniging zijn ritueel
De carnavalsrituelen variëren per land, per provincie en per dorp of stad. Maar zelfs binnen één plaats kunnen de verschillen al groot zijn. In jubileumboeken en op internetsites van plaatselijke carnavalsverenigingen worden de afzonderlijke rituelen beschreven.