Clara van Assisi (geboren als Chiara Offreduccio) was een navolgster van Sint Franciscus van Assisi. Zij was van adellijke afkomst maar gaf al haar aardse rijkdom op om, in de geest van Franciscus, in radicale armoede te leven. De orde die zij stichtte werd bekend als die van de Clarissen. Zij was de eerste vrouw die zelf een kloosterregel schreef. Zij werd in 1255, twee jaar na haar overlijden, door paus Alexander IV heilig verklaard. De Katholieke Kerk gedenkt haar op 11 augustus.

Jeugd
Clara werd op 16 juli 1194 geboren als dochter van Favorino Scifi, graaf van Sasso-Rosso en diens vrouw Ortolana. Haar vader was een vermogend man uit een oud Romeins geslacht. Hij bezat een paleis in Assisi en een kasteel op de uitlopers van de Monte Subasio, in de Italiaanse Apennijnen. Haar moeder, Ortolana was een telg uit de eveneens adellijke familie Fiumi. Zij was een zeer vrome vrouw, die pelgrimstochten had ondernomen naar Santiago de Compostela, Rome en het Heilig Land. Ongetwijfeld beïnvloedde dit de jonge Clara en haar zuster Agnes. Beide meisjes legden zich al jong toe op een leven van gebed en boetedoening. Toen Clara vijftien jaar oud was, meenden haar ouders dat de tijd voor haar gekomen was om te huwen. Met succes bepleitte Clara dat deze beslissing drie jaar zou worden uitgesteld.

Eerste ontmoeting met Franciscus
Clara was achttien jaar oud toen zij Sint Franciscus voor het eerst ontmoette. Hij verzorgde in de parochiekerk van San Giorgio de vastenmeditaties. Clara was zeer onder de indruk van Franciscus. Zij zocht hem na de meditaties op en vroeg hem haar te helpen met het vormgeven van haar leven “naar letter en geest van het Evangelie”. Op Palmzondag 1212 verliet ze 's nachts het ouderlijk huis om zich bij Franciscus en zijn leerlingen te vervoegen. Zij waren op dat moment in de Portiuncula, de kleine kapel in het dal van Assisi, waar Franciscus vaak verbleef. Daar legde Clara haar wereldlijke kleren af. Franciscus knipte haar haren af en kleedde haar in een habijt waarna Clara de eeuwige geloften aflegde.

Bij de benedictinessen
Door Franciscus werd Clara gebracht naar het convent van de Benedictinessen van San Paolo, nabij Bastia Umbra. Hier werd zij in eerste instantie beschermd tegen de woede van haar vader, die zijn dochter inmiddels had uitgehuwelijkt. Hij trachtte haar eerst te overreden en later zelfs met geweld uit het klooster te ontvoeren, maar Clara gaf niet toe, vastbesloten haar geloften te houden. Niet veel later bezorgde Franciscus haar een plaats in de benedictijner abdij van Sant'Angelo in Panzo, gelegen op de flanken van de Monte Subasio. Hier voegde zich Clara's zuster Agnes bij haar. Enige tijd later zouden zij zich vestigen in een door Franciscus zelf gebouwd onderkomen nabij de kapel van San Damiano, even buiten Assisi. Daar begonnen zij een eigen convent.

Regel
Al spoedig trok de nieuwe beweging tal van vrouwen aan die zich aansloten bij Clara. De beweging stond bekend als de Orde van San Damiano maar ook werden zij Arme Dames genoemd. Tot 1216 leidde Franciscus de congregatie zelf. Daarna werd Clara zelf gekozen tot eerste abdis. Zij leefden volgens een korte instructie (formula Vitae) die Franciscus had geschreven. Clara schreef vervolgens zelf een regel voor haar eigen orde, die in 1253 – twee dagen voor haar dood – werd goedgekeurd door paus Innocentius IV. In die regel staan absolute armoede en afwijzing van ieder bezit centraal. Anders dan de Franciscanen, hielden de zusters zich aan een strikt clausuur ook omdat het in die dagen niet gebruikelijk was dat vrouwen buitenshuis werkten.

Wonderen
Aan Clara zijn tal van wonderen toegeschreven. Deze werden voornamelijk opgetekend in de Legenda Aurea ('Gouden Legenden'), een grote verzameling heiligenlevens die in het begin van de dertiende eeuw werd samengesteld door de dominicaan Jacobus de Voragine. Zo zou ze verschillende mensen op wonderdadige wijze hebben genezen. Ook zou zij ervoor gezorgd hebben dat een wolf een kind baarde dat het beest even daarvoor had verorberd. Ook had zij een groot aantal visioenen, op grond waarvan paus Pius XII haar in 1958 benoemde tot patrones van de televisie.

Overlijden
In 1252 werd de Regel van Clara bekrachtigd door de afgezant van de paus, kardinaal Rainaldo. Op 9 august 1253 keurde de paus zelf de Regel goed. De volgende dag werd de pauselijke bul naar Clara gebracht. De gezant arriveerde kort voordat Clara op 11 augustus overleed in San Damiano. Paus Innocentius IV woonde haar uitvaartmis bij. Ze werd begraven in de Sint-Joriskapel in Assisi. Al na twee jaar, op 26 september 1255, werd ze heilig verklaard door paus Alexander IV. Haar feestdag werd vastgesteld op 11 augustus.

Basilica San Chiara
Al meteen na haar canonisatie werd opdracht gegeven tot de bouw van een aan Clara gewijde kerk in Assisi. Toen die in 1260 gereedgekomen was, werd het stoffelijk overschot overgebracht naar de Basilica Santa Chiara. Na verloop van tijd wist men niet meer de exacte plaats van de relieken in de basiliek aan te wijzen. In 1850 werd haar graf herontdekt. Op 23 september van dat jaar werd de lijkkist opgegraven en geopend. Haar lichaam was intact gebleven. Op 29 september 1872 werden de relieken in een grootste plechtigheid overgebracht naar een schrijn in de crypte, waar ze nog steeds rust. Intussen verging het stoffelijk overschot alsnog, behalve haar skelet. De clarissen plaatsten een wassen beeld van Clara bovenop de relieken. In de franciscaanse ordes worden naast haar feest op 11 augustus ook haar eerste translatie op 3 oktober en de ontdekking van haar graf op 23 september gevierd.