De Amerikaanse activiste Dorothy Day werd wel ‘een Franciscus van de 20ste eeuw’ genoemd. Ze was radicaal in alles wat ze aanpakte: in haar anarchisme, in haar geloof toen ze overging naar de Katholieke Kerk, en in haar inzet voor de armen. De ‘Catholic Worker’-beweging die ze oprichtte, biedt nog steeds gastvrijheid aan mensen die nergens anders heen kunnen.

Jeugd
Dorothy Day werd geboren op 8 november 1897 in Brooklyn, New York, maar groeide op in San Francisco en Chicago. Het gezin Day was lid van de Episcopaalse Kerk. Haar vader, een sportjournalist, verloor in 1906 zijn baan door de aardbeving in San Francisco. De sociale ellende die deze ramp veroorzaakte maakte grote indruk op Dorothy. Het gezin verhuisde naar Chicago, waar zij voor het eerst kennismaakte met het anarchistisch communisme. Na het afbreken van een studie, vertrok ze in 1916 naar New York City.

Journalist en activist
In New York kreeg ze een baan als verslaggever van The Call, het enige socialistische dagblad van de stad. Daarna werkte ze voor het tijdschrift The Masses, dat fel gekant was tegen Amerika's deelname aan de oorlog in Europa. In november 1917 belandde Dorothy in de gevangenis omdat ze voor het Witte Huis in Washington DC had deelgenomen aan een demonstratie voor het vrouwenkiesrecht. Na haar vrijlating verruilde ze de journalistiek voor de verpleging. In die tijd raakte ze steeds meer geïnteresseerd in het katholicisme.

Abortus en roman
In New York kreeg Day een stormachtige liefdesrelatie met een collega-journalist. Ze werd ongewenst zwanger en liet in september 1919 illegaal een abortus plegen. Over deze ervaringen schreef ze de roman The Eleventh Virgin, gepubliceerd in 1924.

Moeder
In 1922 aanvaardde ze weer een baan als journalist, eerst in Chicago, daarna voor een krant in New Orleans. In 1924 keerde ze terug naar New York, waar ze een samenlevingscontract (common-law marriage) sloot met de Engelse anarchist en atheïst Forster Batterham. Ze dacht dat ze vanwege de abortus niet meer zwanger kon worden. Toch raakte ze in verwachting van een dochter. Tamar Theresa werd geboren op 3 maart 1927. Dorothy liet haar katholiek dopen, wat leidde tot een breuk met Batterham. Zelf werd ze opgenomen in de Rooms-Katholieke Kerk op 28 december 1927. Het was het resultaat van een geleidelijke bekering.

Grote Depressie
Op 29 oktober 1929 stortte de beurs op Wall Street in, wat leidde tot de Grote Depressie. Dorothy Day versloeg als journalist voor diverse bladen de sociaal-economische misère. Grote indruk maakt de door de communisten georganiseerde 'Hongermars' van werklozen en gedupeerden naar Washington DC in de winter van 1932. Ze sympathiseerde met deze manifestatie, maar ze was zich ervan bewust dat de organisatoren zich ook keerden tegen datgene wat haar juist zoveel vreugde en zin verschafte: godsdienst.

Peter Maurin
Op 8 december van 1932, het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis, bad ze om de vervulling van haar diepste wens: om vanuit haar geloof te kunnen werken voor arbeiders en verschoppelingen. De volgende dag ontmoette ze Peter Maurin, een Franse immigrant die twintig jaar ouder was dan zij. Hij leidde een vroom, uiterst sober en celibatair bestaan. Hij was het die Day op het idee bracht een eigen krant op te richten. Daarin zou ze als alternatief voor het communisme de katholieke sociale leer kunnen ontvouwen. Ze raakte meteen enthousiast over het idee. Day vond een uitgever die voor $57 bereid was 2.500 exemplaren van een acht pagina's tellend krantje in tabloid-formaat te drukken.

Catholic Worker
Op 1 mei 1933 werden de eerste exemplaren van The Catholic Worker voor een penny per stuk verkocht op Union Square. De krant werd een succes. Vanaf december 1933 verscheen er een maandelijkse oplage van 100.000. The Catholic Worker bracht nieuws over sociaal-economische problemen, politiek en kerkelijk nieuws, en gaf er commentaar op. Onverdroten werd de kant gekozen voor de arbeiders en hun vakbonden. Het uitgedragen ideaal was katholiek anarchisme, waarbij verkondigd werd dat menselijke autoriteiten niet gehoorzaamd hoeven te worden als die handelen in strijd met Gods gezag. 

Daklozen
Na verloop van tijd werd de redactieruimte, Day's appartement, een toevluchtsoord voor daklozen. Naar aanleiding daarvan schreef Maurin een artikel waarin hij alle christenen opriep om de verschoppelingen een thuis te bieden als waren zij Christus zelf. Day en haar collega's gaven het goede voorbeeld en huurden een appartement voor tien dakloze vrouwen en kort daarna een ruimte voor mannen. Daarna werd in Greenwich Village een huis aangekocht. De Catholic Worker-gemeenschap betrok daarna twee gebouwen in Chinatown.

Nationale beweging
The Catholic Worker groeide uit tot een nationale beweging. In 1936 waren er 33 Catholic Worker-huizen, verspreid over heel de VS. Iedereen was welkom, alle noodlijdenden die om hulp vroegen werden door Day beschouwd als familie in Christus. Vanaf 1935 experimenteerde Catholic Worker met het opzetten van landbouwcommunes, maar dat werd geen succes.

Pacifisme
De redactie van The Catholic Worker nam medio jaren dertig een strikt pacifistisch standpunt in. Met het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog verloor de krant veel lezers, omdat zij weigerde de zijde te kiezen van Franco. De generaal verdiende volgens haar geen steun alleen omdat hij de Katholieke Kerk zou verdedigen tegen de revolutionaire republikeinen. Day beschouwde Franco als een bondgenoot van Mussolini en Hitler. Het antisemitisme in nazi-Duitsland baarde haar grote zorgen. Zij behoort tot de medeoprichters van het Comité van Katholieken tegen Antisemitisme.

Tweede Wereldoorlog
Na de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 verklaarde Dorothy Day dat The Catholic Worker in trouw aan Christus' Bergrede pacifistisch zou blijven. Dat veroorzaakte onenigheid in de beweging, waardoor een aantal huizen hun deuren moesten sluiten. Mannelijke leden van de beweging weigerden militaire dienst en werden daarvoor gestraft met opsluiting of dwangarbeid. Day riep haar geestverwanten op zich ten dienste te stellen van gewonden en andere oorlogsslachtoffers.

Wapenwedloop
Na de Tweede Wereldoorlog verzette The Catholic Worker zich tegen de wapenwedloop van de Koude Oorlog. J. Edgar Hoover, directeur van de FBI, beschouwde Dorothy Day als een communist en daardoor als een gevaarlijk element in de Amerikaanse samenleving. In de jaren vijftig probeerden haar vijanden haar verdacht te maken van sympathieën voor de Sovjet-Unie. 

Burgerlijke ongehoorzaamheid
De Catholic Worker-gemeenschap in New York weigerde mee te doen aan de jaarlijkse oefeningen die de burgers moesten voorbereiden op een nucleaire aanval. Day beschouwde deze oefeningen als politieke propaganda, waarbij de regering burgers wijsmaakten dat een kernoorlog te overleven viel. De weigering om daaraan mee te doen was een staaltje burgerlijke ongehoorzaamheid, dat in het begin nog met lichte reprimandes werd beantwoord. In 1956 werden de actievoerders van Catholic Worker echter gearresteerd en vastgezet. Ook Day werd opgepakt en vijf dagen lang opgesloten. In 1957 kreeg ze dertig dagen celstraf. Elk jaar nam het aantal actievoerders toe. In 1960 waren er 500 mensen die zich bij Day en de haren hadden aansloten. Het jaar daarop hadden zo'n 2.000 mensen zich bij het protest van Catholic Worker gevoegd. Van hen werden er 40 opgepakt, Day echter uitgezonderd. 1961 bleek het laatste jaar van de drill in New York te zijn.

Strijd tegen racisme
Eind jaren vijftig sloten Day en haar vrienden zich aan bij de Civil Rights Movement. Toen zij zich in 1957 naar een gemengde gemeenschap in Georgia begaven, werden ze geconfronteerd met het geweld van de Ku Klux Klan. Leden van deze racistische organisatie bestookten de vredelievende commune met machinegeweren. Day ontsnapte daarbij ternauwernood aan een kogel.

Oblaat van Benedictijnen
Ondanks haar actieve leven, verlangde ze naar stil gebed. De 'kleine weg' van Sint Theresia van Lisieux, die ze zeer vereerde, beschouwde ze als een toonbeeld van authentieke en pretentieloze contemplatie. Ook voelde ze zich zeer aangetrokken tot de benedictijnse spiritualiteit. In 1955 werd ze oblaat van de benedictijner abdij van Sint Procopius in Lisle, Illinois.

Johannes XXIII
In 1963 was Day een van de 50 'Moeders voor Vrede' die naar Rome reisden om paus Johannes XXIII te bedanken voor zijn encycliek Pacem in Terris, die handelde over de wereldvrede. Day ontmoette de paus echter niet omdat die op sterven na dood was.

Vietnam
In 1965 ging ze weer naar Rome om er deel te nemen aan een vastenactie. Er werd gevast om de vaders van het Tweede Vaticaans Concilie ertoe te bewegen een pacifistische constitutie op te stellen. De vastenden juichten toen de bisschoppen het conciliedocument Gaudium et Spes ondertekenden. Daarin werd expliciet het bombarderen van steden of gebieden waar onschuldige burgers wonen, veroordeeld. Dit soort bombardementen werden in Vietnam toen bijna dagelijks uitgevoerd. In de VS nam Catholic Worker deel aan de protesten tegen de Vietnam-oorlog, waarbij sommigen in de gevangenis belandden. Veel jongemannen van de beweging weigerden militaire dienst, met alle gevolgen van dien.

Moeder Teresa
De laatste keer dat Day in de gevangenis terechtkwam, was in 1973 na haar arrestatie vanwege een verboden manifestatie uit solidariteit met uitgebuite landarbeiders in Californië. Ondanks haar slechte gezondheid bleef Day zich inzetten voor gerechtigheid en vrede. Ze reisde de wereld rond om Catholic Worker-huizen te stichten. In India bezocht ze Moeder Teresa van Calcutta, die haar het kruis opspeldde die alleen volledig geprofeste leden van de Missionarissen van Naastenliefde droegen.

Dood
Dorothy Day verscheen voor het laatst in het openbaar tijdens het Eucharistische Congres in Philadelphia op 6 augustus 1976. Daar sprak ze over Gods liefde voor elk individu en de noodzaak om die liefde te overall voelbaar te maken. Ook stond ze in haar toespraak stil bij de eerste keer dat Amerika een atoombom gebruikte: Hiroshima, 6 augustus 1945. Day beschouwde dat als een gruwelijke misdaad jegens de mensheid en jegens God. Kort na dit optreden kreeg Day een hartaanval. Ze stierf op 29 november 1980 in New York City. Ze werd begraven op het katholieke kerkhof op Staten Island.

Dienares Gods
In 1983 pleitte de redactie van Salt, een Amerikaans katholiek blad voor sociale gerechtigheid, ervoor om Dorothy Day heilig te verklaren. Salt is het eigendom van de Claretijnen, een missionaire congregatie die zich bereid verklaarde het canonisatieproces te financieren. Op 7 februari 2000 verzocht kardinaal John O'Connor, aartsbisschop van New York, het Vaticaan om het diocesane zaligverklaringsproces op te starten. In maart van dat jaar werd daarvoor toestemming gegeven, waarmee Dorothy Day de status van 'dienares Gods' kreeg.