Dionysius de Kartuizer, gestorven in 1471 in Roermond, was een beroemde geleerde en mysticus. Hij behoorde tot de monnikenorde van de kartuizers. Hoewel hij nooit officieel is zalig verklaard wordt hij niettemin wel als zodanig vereerd.

Jeugd
Dionysius werd in 1402 of in 1403 geboren in het dorp Rijckel (in het huidige Belgisch Limburg). Hij stamde uit een adellijk geslacht. Voor zijn kloosterintrede heette hij Dionysius van Leeuwen, maar werd naar zijn plaats van herkomst ook Dionysius van Rijckel genoemd. Over zijn jeugd is weinig bekend. Zijn eerste onderricht ontving hij waarschijnlijk aan de kloosterschool van Sint-Truiden. Daarna vertrok hij op 13-jarige leeftijd naar Zwolle, om daar de stadsschool te bezoeken.

Studie
Als tiener meldde hij zich aan bij de kartuizerkloosters van Zelem en Roermond. Daar werd hij echter geweigerd omdat ze hem te jong vonden. Hij besloot vervolgens op advies van de Roermondse kartuizers zijn studies voort te zetten aan de universiteit van Keulen. In 1424 behaalde hij daar de graad van magister artium. Zijn wijsgerige en theologische vorming werd sterk beïnvloed door de via antiqua, de scholastieke stroming waartoe Albertus Magnus en Thomas van Aquino behoorden.

Stilte
Na zijn afstuderen meldde hij zich weer in de Kartuis van Onze Lieve Vrouw van Bethlehem in Roermond. Daar was hij korte tijd procurator, wat wil zeggen dat hij in de buitenwereld opkwam voor de belangen van het klooster. Van september 1451 tot maart 1452 zou hij volgens een 16e-eeuwse bron de bekende kardinaal Nicolaas van Cusa tijdens diens visitatiereizen hebben vergezeld. De andere periode dat hij zich langdurig buiten zijn klooster bevond was van 1466 tot 1469. Hij was toen door het generalaat van zijn orde in de La Grande Chartreuse belast bij de stichting van een kartuis bij 'S-Hertogenbosch. Het grootste gedeelte van zijn religieus bestaan bracht hij in stilte door in zijn kartuizer kluis in Roermond.

Roem na zijn dood
Dionysius stierf op 12 maart 1471 in het klooster van Roermond, waar hij ook begraven werd. Zijn schedel wordt nog steeds bewaard in de voormalige kartuizerkerk (nu de Caroluskapel en voorheen kapel van het grootseminarie Roermond). Pas na zijn dood raakte Dionysius beroemd. Niet alleen door zijn omvangrijk oeuvre, maar ook vanwege zijn gedisciplineerdheid, zijn mystieke ervaringen en zijn optreden als adviseur van vorsten en prelaten. 

Oeuvre
Een Latijns gezegde uit de 16e-eeuw luidt: Qui Dionysium legit, nihil non legit ('Wie Dionysius heeft gelezen, heeft niets niet gelezen'). Hij schreef over bijna alles van wat er in zijn tijd bekend was. Zijn geschriften gaan over bijbelexegese; theologie; de kerkvaders; Griekse, joodse en islamitische filosofie; ascese en mystiek; canoniek recht; homiletiek; en sociaal-politieke vraagstukken. Ook dichtte hij hymnen en beschreef hij zijn geestesvervoeringen. Hij zou tussen de 116 en 142 boeken hebben geschreven. Tussen 1896 en 1913 verschenen zijn Operia omnia, 42 boekdelen in 44 boekbanden.

Geen originele denker
De Nederlandse historicus zegt in zijn Herfsttij der Middeleeuwen (1919) over Dionysius' oeuvre: "In een eindeloze vloed van eenvoudig uitgedrukte gedachten geeft hij alles, wat de grote voorgangers gedacht hebben, terug. Het is echt laat werk: samenvattend, concluderend, niet nieuw scheppend."

Brieven van God
Dionysius beschouwde boeken als brieven van God. "Wij houden ons niet met lezen en studeren bezig uit tijdverdrijf of om ons geheugen vol te proppen, maar om onze geest fris te houden en te vernieuwen, om met de dingen van God bezig te zijn en om daarmee de liefde tot God in ons hart te doen ontvlammen", aldus Dionysius in zijn geschrift Protestatio ad superiorem suum.

Doctor extaticus
Dionysius kreeg na zijn dood de bijnaam Doctor extaticus ('de extatische leraar'), vanwege zijn geestesvervoeringen die hij al als postulant had en die later soms zelfs zeven uur konden duren. Deze uitzonderlijke ervaringen, gecombineerd met zijn strenge leefwijze, gaven hem de reputatie een heilige te zijn. Herhaaldelijk is gepoogd hem zalig verklaard te krijgen. Dat hij nooit officieel door de kerkelijke autoriteiten 'tot de eer der altaren' is verheven, sluit goed aan bij een beroemd adagium binnen de kartuizerorde: Cartusia sanctos facit, non patefacit ('de kartuis maakt heiligen, maar maakt dat niet bekend').

Bron:
Peter Nissen, Dionysius de Kartuizer (1402/3-1471): de roem van de Roermondse Kartuis, in: Het Geheim van de Stilte, catalogus van de gelijknamige tentoonstelling onder redactie van K. Pansters, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2009