De Eerste Brief aan Timoteüs is een geschrift dat behoort tot de canon van het Nieuwe Testament. De tekst bestaat voornamelijk uit instructies over de inrichting van een christengemeente en de tucht die daar zou moeten heersen.

Auteur
De Eerste Brief aan Timoteüs behoort tot de drie zogenoemde Pastorale Brieven van het Nieuwe Testament. De afzender van de brief is Paulus en eeuwenlang was men er zeker van dat de schrijver ook daadwerkelijk de apostel was. In de moderne tijd is dit ter discussie gesteld, omdat de brief moeilijk kan worden ingepast in het leven van Paulus zoals dat beschreven wordt in de Handelingen der Apostelen. Bovendien wijkt qua stijl en inhoud de brief sterk af van de authentieke brieven van Paulus.

Instructies
De brief bestaat voornamelijk uit instructies. Ze zijn gericht aan Timoteüs, maar over zijn hoofd heen hebben ze betrekking op lokale christelijke geloofsgemeenschappen in stedelijke centra uit Klein-Azië. Na een korte aanhef waarschuwt de schrijver zijn lezers tegen een afwijkende leer. De propagandisten daarvan worden ervan beschuldigd dat zij zich bezighouden met mythen en Bijbelse genealogieën en met discussies over de wet en door mensen uitgedachte voorschriften. Zij beroepen zich op een hogere kennis, beoefenen bepaalde vormen van ascese en beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad. De schrijver probeert de betrokken gemeenten te bevestigen in de overgeleverde, gezonde leer.

Vrouwen
De schrijver wijst de gemeente op haar taak om te bidden voor alle mensen, de plaatselijke autoriteiten niet uitgezonderd. Mannen en vrouwen moeten erop toezien dat zij hun gebed gepaard laten gaan met het juiste gedrag. In aansluiting daarop keert de auteur zich tegen het gebruik dat vrouwen in de gemeente belast zijn met het geven van onderricht. Zijn gereserveerde opstelling in deze kwestie hangt wellicht samen met het feit dat zich onder de propagandisten van de door hem gehekelde leer ook tal van vrouwen bevonden. Door hun optreden ziet de schrijver zich genoodzaakt om precieze regels op te stellen voor de vervulling van taken en functies in de gemeente. In hoofdstuk heeft hij het ook over de gemeenteleiders en de diakens. Hoewel hij de vrouwen geen diakens noemt, schijnt hij er toch vanuit te gaan dat ook zij deze functie kunnen bekleden.

Handen opgelegd
De instructies krijgen een vervolg in hoofdstuk 4. Dit gedeelte opent met een negatieve schets van de tegenpartij. We vernemen nu dat de discussie onder meer betrekking had op het huwelijk en op spijswetten. Timoteüs zelf wordt uitgetekend als een leraar in de lijn van Paulus, die trouw is aan de overgeleverde leer en haar ook in praktijk brengt. Voor de vervulling van zijn taak kan hij bogen op een genadegave die hem is toevertrouwd doordat de gezamenlijke oudsten hem de handen hebben opgelegd.

Slaven
In het laatste gedeelte volgen nadere regels voor de ordening van de gemeente. Dit gedeelte spreekt onder meer over de weduwen, de oudsten en over de slaven. Daarna worden nog de problemen besproken die veroorzaakt worden door een overmatig streven naar rijkdom en bezit. In dit stuk is een passage ingebed waarin Timoteüs nog eens wordt aangespoord om zijn taak naar beste vermogen te vervullen.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op de Eerste Brief aan Timoteüs' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.