De oudtestamentische figuur Jaël is de vrouw die de Israëlieten een dienst bewees door de vijandelijke generaal Sisera te doden in haar tent.

Sisera
In hoofdstuk 4 van het Bijbelboek Rechters wordt verteld over de tijd dat JHWH als straf voor Israëls zonden het volk had uitgeleverd aan Jabin, de koning van Kanaän. Zijn legeroverste heette Sisera.

Debora
Israël werd in die tijd geleid door de profetes Debora. Zij gaf de Israëliet Barak de opdracht met tienduizend man op te trekken tegen de Kanaänieten om met hen slag te leveren bij de berg Tabor. Barak gehoorzaamde Debora op voorwaarde dat zij zelf meeging op veldtocht. Toen voorspelde zij dat Sisera niet in handen van Barak zou vallen, maar in handen van een vrouw. Die vrouw bleek Jaël te zijn, de echtgenote van de Keniet Cheber.

Tentpin door de slapen
Toen de Kanaänieten door de Israëlieten in de pan werden gehakt, probeerde Sisera te voet te ontkomen. Hij vluchtte de tent van Jaël binnen. In die tijd was het onder bedoeïenen zeer ongepast om een vrouwentent binnen te gaan. Maar Sisera werd door Jaël welkom geheten en viel uitgeput in slaap. Toen nam Jaël een tentpin en dreef de pin met een hamer dwars door zijn slapen de grond in, waardoor Sisera op slag dood was.

Vijand onderworpen
Toen Jaël Barak zag aankomen, wist zij dat die op zoek was naar Sisera. Zij ging de Israëlitische legeraanvoerster tegemoet en zei: 'Kom binnen, dan zal ik u de man laten zien die u zoekt.' Barak ging naar binnen en zag daar Sisera dood op de grond liggen, met de pin door zijn slapen. “Zo onderwierp God op die dag Jabin, de koning van Kanaän, aan de Israëlieten. Hun macht over Jabin, de koning van Kanaän, werd op den duur zo groot dat zij hem tenslotte hebben vernietigd” (Re. 4,23.24).

Gezegende onder de vrouwen
Na de overwinning zongen Debora en Barak een lied. Daarin gaat deze passage (Re. 5,24-27) over Jaël:

Gezegend boven alle vrouwen is Jaël,
de vrouw van Cheber de Keniet;
boven alle vrouwen in de tenten is Jaël gezegend.
Hij vroeg haar water, zij gaf hem melk;
zij bracht hem room in een feestschaal.
Haar linkerhand greep een tentpin,
haar rechter een timmermanshamer.
Zo sloeg zij Sisera, verbrijzelde zijn hoofd,
zijn verpletterde slapen doorborend.
Aan haar voeten bezweek hij,
hij viel neer en bleef liggen.
Aan haar voeten bezweek hij en viel neer.
Waar hij bezweken was daar viel hij neer, overweldigd.

Maria
De aanvang van bovenstaande hulde aan Jaël lijkt sterk op een passage uit het Lucas-evangelie waarin Elisabeth luid tot haar nicht Maria zegt: “Gij zijt de gezegende onder de vrouwen” (1,42).
De wijze waarop Jaël Israëls vijand Sisera doodde, doet denken aan de wijze waarop de Heilige Maagd Maria in de katholieke traditie vaak wordt afgebeeld: als een vrouw die de kop van een slang verbrijzelt. Dat beeld is ontleend aan Genesis 3,15: “Vijandschap sticht Ik tussen jou [de slang] en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare. Het zal jouw kop verbrijzelen, en jij zijn hiel!' De slang in deze is de belichaming van het kwaad. Maria is in de katholieke traditie de nieuwe Eva die door Christus de duivel overwint. In de typologische exegese wordt Jaël beschouwd als voorafbeelding van die nieuwe Eva. Hetzelfde geldt voor Judit.