Johannes van Damascus (Ιωαννης Δαμασκηνος), † 749, is een van de grootste theologen van de Byzantijnse traditie, vooral vanwege zijn verdediging van de iconenverering. Als monnik van een klooster nabij Jeruzalem was hij ooggetuige van de islamisering van het oostelijk deel van het Byzantijnse Rijk. De Katholieke Kerk vereert hem als heilige kerkleraar.

Jeugd
Johannes werd rond 650 geboren in Damascus in een rijke christelijke familie. Zijn grootvader had als Byzantijns stadsprefect Damascus overgedragen aan de Arabische veroveraars. Johannes' vader Sergius werd schatkistbewaarder van kalief Moe'awidja I. Ook Johannes was - reeds op jonge leeftijd - werkzaam als econoom aan het hof van de kalief. Rond het jaar 700 hield hij het daar voor gezien omdat hij monnik wilde worden. Samen met zijn stiefbroer Cosmas, de latere Sint Cosmas van Maiuma, trad hij in in het klooster van Sint Saba, bij Jeruzalem. Daar zou hij blijven tot zijn dood op 4 december 749. 

Redenaar
Als monnik legde Johannes zich toe op gebed, ascese en theologie. Zijn leermeester was patriarch Johannes V van Jeruzalem, die hem tot priester wijdde. Hij had de gave van het woord, wat bleek uit zijn briljante redevoeringen, die hem de bijnaam Χρυσορροας (Chrysorroas, 'Gouden Stroom') opleverde.

Veroordeling en rehabilitatie
Johannes Damascenus schreef tal van werken, waaronder drie oraties over de iconenverering. De tekst van deze beroemd geworden toespraken werden door het iconoclastisch Concilie van Hiera (754) op een lijst van verboden geschriften geplaatst, maar vormden later het bewijs van zijn orthodoxie. Zij waren de reden voor zijn rehabilitatie en heiligverklaring door het Tweede Concilie van Nicea (787), het zevende oecumenische concilie dat het iconoclasme veroordeelde. De oraties bevatten de eerste belangrijke theologische pogingen om de verering van afbeeldingen van Christus en de heiligen te rechtvaardigen. Johannes doet dat door een verband te leggen met de Incarnatie, de Menswording van God.

Geheiligde materie
Johannes Damascenus maakte het onderscheid tussen aanbidding (λατρεια, latreia) en verering (προσκυνησις, proskynesis). Alleen God kan als almachtige schepper van het al aanbeden worden. Vereerd worden zij die dankzij de goddelijke genade heilig zijn. Als hulpmiddel bij die verering kan gebruik worden gemaakt van een materieel object waarop de heilige staat afgebeeld. Johannes benadrukt echter dat de afbeelding in geen geval met de afgebeelde geïdentificeerd kan worden. Ook wordt in de iconenverering niet de materie aanbeden, maar de Schepper van de materie, aldus Johannes Damascenus.

Iconoclasme
Het onderscheid tussen aanbidding en verering bleek het steekhoudende christelijk antwoord te zijn op het strenge beeldenverbod van het Oude Testament. De Byzantijnse keizer Leo III de Isauriër meende dat dit verbod absoluut was en dat het dus ook voor christenen gold. Vandaar dat hij vanaf 730 alle afbeeldingen van Christus en de heiligen verbood. Het was de aanzet tot het iconoclasme. Ook de oprukkende islam kende een strenge interpretatie van het Mozaïsche gebod: geen enkel schepsel mocht worden afgebeeld.

Reliekverering
Volgens Johannes Damascenus heeft God de materiële schepping door zijn Incarnatie geheiligd. Daarmee is ook de verering van relieken van heilige personen een godvruchtige aangelegenheid geworden. Gelovigen die op volmaakte wijze deelhadden aan de verrijzenis van Christus hadden een lichaam waarin God gewoond had. Een restant van dit lichaam was dus aangeraakt door de goddelijke aanwezigheid en daarmee vererenswaardig.

Legende
Volgens een overlevering werd Johannes Damascenus in het jaar 717 wonderbaarlijk genezen. Hij was door de iconoclastenkeizer Leo valselijk beschuldigd van hoogverraad jegens de kalief in Damascus. Die besloot daarop de rechterhand van Johannes af te hakken. Johannes bad tot een icoon van de Moeder Gods en zijn afgehakte hand werd op miraculeuze wijze met zijn arm herenigd. Als dank aan Maria vervaardigde hij een ex voto: een zilveren replica van zijn rechterhand, die hij bevestigde aan de betreffende icoon. Later kreeg deze icoon de naam 'Driehandige Allerheiligste Maagd' (Παναγια η Τριχερουσα, Panagia i Tricherousa).

Feestdag
De liturgische gedachtenis van Johannes Damascenus wordt zowel in Oost als West gevierd op 4 december. Paus Leo XIII riep hem in 1890 uit tot universeel kerkleraar en tot patroon van oosterse theologiestudenten.

WERKEN

  • 'De Kostbare Parel': de levens van de heilige Barlaam en Joasaph
  • Drie apologetische verhandelingen 'tegen de vijanden van de heilige iconen'
  • 'De Bron van Wijsheid', bestaande uit 'Filosofische hoofdstukken', 'Over de ketterij' (waaronder ook een anti-islamitisch deel) en 'Een exacte uiteenzetting van het orthodoxe geloof'. In het Latijnse Westen waren deze geschriften bekend onder de naam Sententiae Damasceni.
  • 'Heilige parallelen'
  • 'Traktaat over het juiste denken'
  • 'Over het vasten'
  • 'Tegen de Jacobieten'
  • 'Tegen de Nestorianen'
  • 'Dialoog tegen de Manicheeërs'
  • 'Gesprek tussen een Saraceen en een christen'
  • 'Inleiding tot elementaire dogmatiek'
  • 'Over de twee testamenten in de Christus'
  • Commentaar op de Brieven van Paulus
  • Hymnen