Het evangelie van Johannes is één van de vier heilige boeken die de grote betekenis van Jezus' levensloop voor het heil van de mensen schetsen. Dit evangelie stelt Gods liefde centraal en is meditatiever en symbolischer van aard dan de andere evangeliën.

Evangelie
Het Evangelie volgens Johannes behoort met de boeken van Matteüs, Marcus en Lucas tot de vier evangeliën van het Nieuwe Testament. De term 'evangelie' duidt op de 'goede boodschap' die door Jezus Christus is verkondigd. 'Evangelie' is in de christelijke traditie bovendien de aanduiding van een boek dat de grote betekenis van Jezus' levensloop voor het heil van de mensen schetst.

Apostel Johannes
Volgens een eeuwenoude overlevering, ontstaan in de tweede eeuw, is het vierde evangelie van de hand van Johannes, een leerling uit de kring van de twaalf. De apostel Johannes was de zoon van Zebedeüs en een broer van Jakobus, die eveneens apostel was. Allen waren zij visser van beroep. Uit andere evangeliën valt af te leiden dat zijn vader een welgesteld man was, die anderen in dienst had. Zijn moeder, Salome, ondersteunde Jezus later met haar vermogen. Onder de apostelen nam hij samen met Petrus en zijn broer Jacobus een bevoorrechte plaats in. Na de Hemelvaart treedt hij met Petrus op in Jeruzalem en in Samaria.

De leerling van wie Jezus hield
Nu is het opmerkelijk dat in het Johannes-evangelie de broers Johannes en Jacobus nooit worden genoemd, behalve in het laatste hoofdstuk, dat waarschijnlijk pas later aan het geheel is toegevoegd. Wel treedt er herhaaldelijk een anonieme figuur op, de leerling die door Jezus bijzonder bemind werd (Joh. 13,23; 19,26; 20,2). Aan hem vertrouwt de aan het kruis stervende Heer zelfs zijn moeder toe (Joh. 19,37). Aangezien Johannes tot de bijzonder bevoorrechten behoorde en Petrus en Jacobus niet in aanmerking komen als auteurs, wijst alles erop dat deze anonymus de apostel Johannes is. Over hem dan wordt in het laatste hoofdstuk gezegd: Deze leerling is het die getuigenis aflegt van dit alles en het ook heeft neergeschreven, en we zijn er zeker van dat zijn getuigenis betrouwbaar is (Joh. 21, 24).

Efeze
Johannes zou in de loop van zijn leven naar Efeze zijn vertrokken. Daar heeft zich naar alle waarschijnlijkheid rondom Johannes een kleine gemeenschap gevormd van Joden die in Jezus de Messias zagen. Onder keizer Domitianus werd hij omstreeks 95 naar het eiland Patmos verbannen. Teruggekeerd in Efeze onder keizer Nerva, stierf hij uiteindelijk onder de regering van keizer Traianus (98-117). Johannes zou zijn evangelie in hoge ouderdom geschreven hebben.

Gezagvolle woorden
De kwestie van het feitelijke auteurschap is echter wel wat ingewikkelder. De tekst, waarvan de ons bekende, uiteindelijke versie meestal tussen de jaren 90 en 100 na Christus wordt gedateerd, moet een heel groeiproces hebben doorgemaakt. Aan de oorsprong van de traditie waaruit het Johannes-evangelie is voortgekomen en die tot het begin van het christendom teruggaat, moet een gezagvolle figuur hebben gestaan: iemand die best nog leerling van Jezus geweest kan zijn, wellicht inderdaad Johannes. Mogelijk zijn diens woorden tijdens zijn leven al opgetekend.

Andere bronnen
De lotgevallen en problemen van de vroegchristelijke 'johanneïsche' gemeente hebben de traditievorming beïnvloed en in het uiteindelijke evangelie hun sporen achtergelaten. Ook andere bronnen zijn dienstbaar gemaakt aan de boodschap: de reeds vermelde synoptische traditie, en volgens sommigen ook een bundeltje wonderverhalen die in dit evangelie 'tekenen' worden genoemd. Het geheel is uiteindelijk door één of meerdere auteurs bewerkt tot de tekst zoals wij die nu nog kennen.

Johannes en de synoptici
Het evangelie volgens Johannes is slechts ten dele met de evangeliën van de drie Synoptici vergelijkbaar. Johannes verhaalt maar heel weinig feiten, waarbij hij uit het overgeleverde materiaal een heel eigen keus maakt. Hij heeft ook een heel eigen topografisch en chronologisch kader. Hij laat Jezus in tegenstelling tot de andere evangelisten herhaaldelijk naar Jeruzalem reizen, waar zich ook het grootste deel van diens openbaar optreden afspeelt.

Meditatief en symbolisch
De woorden van Jezus hebben bij Johannes een eigen karakter. Het thema van Jezus' verkondiging, dat in de synoptische evangeliën de nabije komst van Gods koninkrijk was, is bij Johannes het 'eeuwige leven', dat met en in de persoon van Jezus is gekomen. Voor deze verkondiging bedient Jezus zich bij Johannes van lange meditatieve beschouwingen en van uitvoerige discussies. Jezus' denktrant is bij Johannes beschouwelijk en zijn taal sterk symbolisch.

Overeenkomsten
Johannes is wel bekend geweest met de tradities waar ook de synoptici op teruggrijpen. Op een groot aantal plaatsen treffen we stof aan die voorkomt in minstens een van de drie andere evangeliën. Ook daarbuiten kan men wijzen op verwantschap met motieven uit de synoptische traditie. Sommigen menen zelfs dat Johannes de geschreven evangeliën van Marcus en Lucas benut zou hebben.

Joodse wortels
In een poging de geheel eigen sfeer en denkwijze van Johannes te verklaren is vaak gezocht naar raakpunten met de omringende hellenistische wereld. Tegenwoordig is de overtuiging dat Johannes niet mag gelden als een late, hellenistische zijtak van de oerchristelijke traditie, maar dat hij zijn wortels heeft in het jodendom van de eerste eeuw. De stijl van het - overigens vrij eenvoudige Grieks - verraadt een schrijver met een 'joodse' manier van denken. Hij blijkt goed op de hoogte te zijn van de opvattingen van de Joden in het Palestina van die dagen.

Essenen
Het woordgebruik vertoont nauwe verwantschap met de geschriften van Qumran, die de opvattingen van de Essenen, een bepaalde joodse stroming in die tijd weergeven. Kenmerkend voor de Essenen is bijvoorbeeld een voorliefde voor tegenstellingen als licht-duisternis, dood-leven en waarheid-leugen. Men benadrukte in die kringen in het bijzonder de mystiek van de eenheid en de noodzaak van de broederlijke liefde. Het zijn karakteristieken die ook in het Johannes-evangelie terugkeren en die eigen zijn aan het joods-christelijke milieu, waarin het evangelie is ontstaan.

Oneffenheden
Al is het duidelijk dat het Johannes-evangelie niet ineens geschreven is, toch vormt het een homogeen geheel met een overzichtelijke opbouw en slechts een klein aantal oneffenheden. Afgezien van de pas veel later ingelaste passage over de overspelige vrouw (Joh. 7,53-8,11), wordt het laatste hoofdstuk vrij algemeen als een aanhangsel beschouwd. Verder komt het, na het Kom, laten we gaan in 14,31, bevreemdend over dat Jezus aansluitend, gedurende de hoofdstukken 15-17, zijn betoog toch nog voortzet. Tenslotte lijkt het voor de hand te liggen om de hoofdstukken 5 en 6 om te keren. Er wordt wel eens verondersteld dat de auteur zijn werk niet heeft kunnen afronden en dat het na zijn dood werd verspreid zonder dat de oneffenheden werden gladgestreken.

Opdat u zult geloven
De bedoeling van het Johannes-evangelie wordt in Joh. 20,31 onder woorden gebracht: ?opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam. Daarmee sluit het dus aan bij de synoptische evangeliën en bij de prediking van de Oude Kerk. Maar de schrijver doet dit op een geheel eigen wijze.

Zelfopenbaring
De opmerkelijkste trek van deze boodschap is de zelfopenbaring van Jezus. Niet dat God op de achtergrond is geraakt, immers: De Vader is groter dan Ik (14,28). Jezus verkondigt wel degelijk God, in zover hij zich aandient als door God gezonden om God zichtbaar te maken (14,9). Dit leidt overigens tot het verwijt van de joodse autoriteiten dat hij zich met God gelijkstelt (5,18).

Liefde
Wat Jezus in het Johannes-evangelie vooral van God te zien geeft, is diens liefde. Deze liefde openbaart hij onder meer in tekenen, waardoor hij zich voorstelt als de vervulling van de diepe verwachtingen van de mens: hij is het levensbrood, het licht van de wereld enz. Hij verkondigt niet alleen het goddelijk heil, hij is er de belichaming van. Deze 'aanmatiging' en het 'succes' dat de tekenen hem opleveren, brengen hem ten slotte aan het kruis. Zijn dood staat echter het volbrengen van het openbaringswerk dat de Vader hem heeft opgedragen, niet in de weg. Integendeel, juist zó heeft hij alles volbracht (19,28.30). Zijn smadelijk einde wordt dé openbaring van Gods liefde (3,14-17).

Twijfel in de gemeente
Het johanneïsche verhaal van Jezus' optreden weerspiegelt in hoge mate het leven en de behoeften van de gemeente waartoe Johannes zich richt. Het zal voor een aantal gemeenteleden niet altijd even duidelijk geweest zijn dat Jezus daadwerkelijk de Messias was: de autoriteiten van zijn volk hadden hem destijds straffeloos kunnen verwerpen, en ook de autoriteiten ten tijde van de johanneïsche gemeente wezen Jezus nog steeds af. Bovendien viel het de christenen kennelijk zwaar om te leren leven met de afwezigheid van Jezus, wiens verblijf op aarde al in een ver verleden lag en wiens wederkomst naar een steeds verdere toekomst werd verschoven.

Geloven zonder te zien
Het enige adequate antwoord op de zelfopenbaring van Jezus is: geloof. Dat verwacht Jezus van zijn tijdgenoten, dat verwacht Johannes van zijn lezers (20,31). Om hen in het geloof te sterken legt Johannes getuigenis af van de ongehoord nieuwe en niet meer te overtreffen werkelijkheid die zich in Jezus heeft geopenbaard en blijft openbaren Jezus zegt bij Johannes: Uw naam heb ik hun geopenbaard en ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen (17,26). Hierdoor krijgt Zijn leven een blijvende actualiteit. Zo wordt ook de afstand overbrugd die hen scheidt van de Jezus die eens moet komen: voor wie gelooft, is de toekomst reeds begonnen (11,24-26; 14,2-3). Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen (20,29).

Anti-joods?
Johannes wijst herhaaldelijk op de geslotenheid van de 'wereld' voor de onverwachte manier waarop God zich openbaart. Deze 'wereld' ziet Johannes op de eerste plaats vertegenwoordigd door leidende joodse kringen, vaak kortweg 'Joden' genoemd. De tegenstelling tussen deze 'Joden' en de johanneïsche gemeente is evenwel geen tegenstelling tussen het joodse volk en de christenen, maar tussen twee groepen binnen het Joodse volk, die zich beide als de ware afstammelingen van Abraham beschouwen.

Aanvaarden of afwenden
De felheid waarmee Johannes zich soms tegen 'de Joden' keert, is niet bedoeld om zijn medechristenen tegen dit volk op te zetten, maar om hen in hun geloof te bevestigen en hun groepsbesef te verstevigen. Hij lijkt bovendien duidelijk te willen maken dat de tegenstelling tussen afwenden en aanvaarden tot op zekere hoogte ook aanwezig is binnen de gemeente, en zelfs in het hart van de gelovige: ook een christen riskeert zich af te sluiten voor God wanneer deze zich opnieuw zal openbaren.

Evangelie, Johannesbrieven en Apokalyps
Zowel het evangelie als de Apokalyps en de Johannesbrieven worden van oudsher aan de apostel Johannes toegeschreven. Toch achten moderne exegeten het onwaarschijnlijk dat hier sprake is van één en dezelfde auteur. Er is sprake van taalkundige en stilistische verschillen en van opvallende verschillen in mentaliteit en theologische ideeën. Men neemt aan dat zowel de Brieven als de Openbaring van Johannes later zijn ontstaan dan het evangelie.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op het evangelie volgens Johannes' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.