De naam Juda kan verwijzen naar: 1. een van de twaalf zonen van Jakob; 2. een Israëlitische stam; 3. het Israëlitisch zuidelijk koninkrijk.

Zoon van Jakob
Juda (יְהוּדָה, Jehoeda) was de vierde zoon van de Bijbelse aartsvader Jakob en zijn eerste vrouw Lea.

Leeuw
In hoofdstuk 49 van het boek Genesis staat hoe Jakob vlak voor zijn dood hem vergeleek met een leeuw, de koning der dieren. Ook profeteert de aartsvader dat van Juda de “scepter niet zal wijken” (Gen. 49:10). Dit is in de Joodse traditie zo uitgelegd dat de Messias een nakomeling van Juda zal zijn. Een van de titels van de Messias is Leeuw van Juda.

Jozefs leven gespaard
Jozef, de op één na jongste zoon van Jakob, wekte met zijn wijsheid de jaloezie van zijn broers. Toen de meeste van hen Jozef om het leven wilde brengen, was het Juda die zijn broers ervan overtuigde hem niet te doden. Juda stelde wel voor Jozef aan een groep Ismaëlieten te verkopen. Deze kooplieden verkochten op hu beurt Jozef als slaaf in Egypte.

Tweeling van schoondochter
Juda's vrouw Batsua baarde drie van zijn zonen: Er, Onan en Sola. De vrouw van Er heette Tamar. Zij was wanhopig omdat zij van haar overleden man geen kinderen had gekregen. Ook haar zwager Onan bevruchtte haar niet. Toen zij zich voordeed als prostituee, sliep Juda met haar zonder te weten dat zij zijn schoondochter was. Hij verwekte bij haar een tweeling: Zerach en Peres. Tamar wordt in het Matteüs-evangelie genoemd als een voormoeder van Jezus.

Naar Egypte
Juda trok met zijn broers naar Egypte om daar vanwege een hongersnood in Kanaän graan te kopen. Jozef was in Egypte inmiddels opgeklommen tot hoogste hofbeambte van de farao. Zijn broers hadden daar volstrekt geen weet van. Toen Jozef zijn broers zag, onthulde hij zijn identiteit. Hij vergaf hun de misdaad die zij tegen hem begaan hadden. Hij nodigde hen uit zich bij hem in Egypte te voegen. Hun vader Jakob, die vol verdriet was om het verlies van Jozef, werd naar Egypte gehaald waar hij zich met zijn favoriete zoon verenigde.

Veroveraar
Toen de nakomelingen van Israëlieten door de Egyptenaren tot slaaf waren gemaakt, werden zij door Mozes weer terug naar Kanaän geleid. Zijn opvolger Jozua voerde de Israëlitische troepen aan bij de verovering van het land. De Judeeërs (leden van de stam Juda) kregen de opdracht als eerste op te rukken tegen de Kanaänieten en Perizzieten. Na de overwinning veroverde de Judeeërs Jeruzalem. In het boek Rechters staat dat zij alle inwoners van de stad doodden en de stad in brand staken.

Zuiden
Het Beloofde Land werd na de inname ervan verdeeld over elf stammen van Israël (eigenlijk twaalf: zie hieronder), de stam Levi kreeg geen territorium, omdat zij de priesters en levieten leverden die dienst deden in het heiligdom en later in de Tempel. De nakomelingen van Juda heersten over een groot deel van het zuiden van het land.

Koninkrijk Juda
De grote koning David behoorde tot de stam van Juda. Na de splitsing van het Davidische koninkrijk in een noordelijk en zuidelijk deel (zie I Koningen 12), kreeg het Zuidrijk de naam Juda, terwijl het territorium de gebieden van drie stammen omvatte: van Juda, Simeon en Benjamin. De laatste twee stammen gingen na verloop van tijd op in de stam Juda. De hoofdstad van Juda was Jeruzalem.

Israël
Het koninkrijk Israël bestond uit de gebieden van negen Israëlitische stammen. Meegerekend zijn Efraïm en Manasse, genoemd naar de zonen van Jozef. Toch werd Israël het Tienstammenrijk genoemd, omdat ook het territoriumloze Levi werd meegerekend. Juda heette ook het Tweestammenrijk, verwijzend naar de stammen Juda en Benjamin. Simeon werd al niet meer genoemd.

Teloorgang van tien stammen
Israël werd in de twintiger jaren van de 8ste eeuw voor Christus veroverd door de Assyriërs. De meeste leden van de negen stammen werden wegvoering naar het Assyrische Rijk en zouden nooit meer terugkeren. De Joodse traditie spreekt hierover de teloorgang van de tien stammen. Vanaf de tijd van de deportatie naar Assyrië vormen de Judeeërs het volk waarover de Schriften handelen.

Joden
Het Nederlandse woord Jood is synoniem aan Judeeër. Strikt genomen was bijvoorbeeld Mozes geen Jood, omdat hij tot de stam van Levi behoorde en niet tot Juda. In de ruime betekenis staat 'Jood' ook voor Israëliet.