Aan kathedrale of collegiale kerken verbonden priesters die het officiële gebed van de Kerk (het officie) op vaste uren, de zogeheten 'horae canonicae', in de vorm van een openbaar koorgebed onderhouden, worden, naar de canon die hun brood verschaft, kanunniken genoemd.

Canon
Het Nederlandse woord kanunnik is ontleend aan het christelijk Latijnse canonicus. Een kanunnik bidt de canonieke getijden (horae canonicae). 'Canoniek' is afgelijk van het Latijnse zelfstandig naamwoord canon (= 'regel' of 'norm'). De canonieke getijden vormen dus het officiële (volgens de kerkelijke regels) gebed van de kerk. ‘Canon’ is ontleend aan het Griekse κανων (kanoon = 'rietstok', 'richtsnoer' of 'meetlat') en καννα (kanna = 'riet').

Kapittelkerk
Een kanunnik is een kapittelheer, een van de leden van een kapittel. Een kapittel is een gemeenschap van clerici verbonden aan een kathedraal of een kapittelkerk. Hun voornaamste taak is het publiekelijk en waardig vieren van de liturgie van de Kerk.

Regulieren
Sinds het Concilie van Aken in 816 werden er kerkelijke wetten inzake kapittels opgesteld. In de middeleeuwen hadden kanunniken een grote status. Sint Norbertus stichtte in 1120 een gemeenschap van kanunniken die leefden volgens de Regel van Augustinus; de norbertijnen werden daarom 'reguliere kanunniken' genoemd ter onderscheiding van kapittelheren die tot de diocesane clerus behoorden (seculiere kanunniken).

Zie verder het uitgebreide lemma: Officie.