Een kazuifel is een misgewaad voor priesters van de Latijnse Kerk.

Etymologie
Het Nederlandse woord kazuifel is evenals het Franse en Engelse chasuble afkomstig van het Middeleeuws-Latijnse casubula, een nevenwoord van het Laat-Latijnse casula, dat een mantel met hoofdkap aanduidde. Casula is een verkleinvorm van casa, dat 'huis' betekent. Een casulazorgt evenals een huisje voor beschutting tegen de regen.

Misgewaad
Een kazuifel behoort tot de zogeheten paramenten, gewaden die worden gebruikt in de katholieke eredienst. Het is het priesterlijk bovengewaad, dat is voorgeschreven voor de hoofdcelebrant van een eucharistieviering. Priesters en bisschoppen dragen onder hun kazuifel een albe en een stool.

Paenula
Het kazuifel is ontstaan uit de kleding die in het Oude Griekenland door de lagere klassen werd gedragen. Deze dracht werd overgenomen door de Romeinen. Zij noemden deze donkergekleurde mantel met kap paenula, afgeleid van het Griekse φελονης (phelonès).

Casula
In de loop der tijd werd de paenula langer. Sint Augustinus van Hippo (+ 430) noemde dit type casula. Hij vergelijkt het met een hutje, dat het gehele lichaam omvat. Het had een ronde of kegelachtige vorm met in het midden een gat om het hoofd doorheen te steken.

Planeta
Een ander type paenula werd in het West-Romeinse Rijk planeta genoemd, overgenomen van het Griekse πλανητης (planètès). Sint Isidorus van Sevilla (+ 636) verklaart dit begrip als volgt. Griekse astronomen hadden dwaalsterren geïdentificeerd die zij planeten noemden. Evenals de zwervende hemellichamen in hun baan aan het firmament maken de uiteinden van deze paenula slingerende bewegingen als het gewaad over de schouders hangt.

Klerikaal gewaad
De paenula werd vanaf de zesde eeuw gebruikt door bisschoppen en priesters, zowel als buitenkleding als liturgisch gewaad. De eerste die gewag maakt van het liturgisch gebruik is Sint Germanus, bisschop van Parijs. In een brief, daterend van 554, noemt hij het gewaad zowel casulaals amphibalus (van het Griekse αμφιβαλλειν = omwerpen, aantrekken, kleden). Rond het Concilie van Toledo (633) raakt de planeta ingeburgerd als klerikaal gewaad. Aan het eind van de achtste eeuw spreekt men ter aanduiding ervan voortaan standaard van casula. Later is er steeds vaker sprake van casubula, dat in de volkstalen diverse verbasteringen krijgt.

Dalmatiek
Vanaf de negende eeuw wordt het kazuifel niet meer door alle clerici gedragen. De subdiakens dragen voortaan een tunica en de diakens een dalmatiek. Beide gewaden onderscheiden zich van het mouwloze kazuifel door mouwen. Het dragen van de dalmatiek was een tijd lang voorbehouden aan de bisschop van Rome en zijn diakens. Later werd toestemming aan bisschoppen en diakens van andere diocesen gegeven dit typisch Romeinse kleed te dragen. Eeuwenlang bestond het gebruik dat bisschoppen onder hun kazuifel zowel een dalmatiek als een tuniek droegen. 

Vioolkist
Vanaf de dertiende eeuw worden de kazuifels weer korter. Zij worden steeds kostbaarder van materiaal en rijker van versiering. De baroktijd spant wat dat betreft de kroon. De vorm van het barokkazuifel bedekt de bovenarmen niet meer en lijkt bijkans op een scapulier, met aan de voorkant een rond en aan de achterkant een rechthoekig stuk. In clericale kringen in Nederland wordt dit type kazuifel ook wel 'vioolkist' genoemd. In de negentiende eeuw, de tijd van de neogotiek, ontwerpt men weer kazuifels zoals ze in de vroege middeleeuwen werden gedragen. Na het Tweede Vaticaans Concilie werd naar nieuwe vormen gezocht. Het Nijmeegse atelier Stadelmaier verwierf daarmee wereldfaam.

LITERATUUR:

  • Herbert Norris, Church Vestments (1950)
  • Liturgisch Woordenboek (1958-1962)