De Orde van het Heilig Kruis ontstond in de 13e eeuw. De leden ervan, voornamelijk priesters, noemen zich Kruisbroeders. In Nederland staan ze ook bekend onder de naam Kruisheren. Hun voornaamste bezigheden in de loop der eeuwen zijn onderwijs, zielzorg en maatschappelijk werk. De spiritualiteit van deze kleine orde kenmerkt zich door protest tegen onechtheid, pleidooi voor authenticiteit, nabijheid bij mensen, tolerantie en democratie.

Oorsprong
De oorsprong van de Orde van het Heilig Kruis (Ordo Sanctae Crucis, O.S.C[r].) ligt in de 13e eeuw in de buurt van Luik. Enkele mannen uit het kanunnikencollege van de kathedraal van Luik wilden het oorspronkelijke ideaal van de Kanunniken herstellen: leven in een gemeenschap met gebed en zielzorg voor de aan de kerk verbonden mensen.

Regel van Augustinus
Onder leiding van Theodorus van Celles (1166-1236) trokken de Luiker kanunniken zich uit de bisschopskerk terug. Op 14 september 1211, het feest van Kruisverheffing, legden zij de religieuze geloften af bij de bisschop van Luik. Deze schonk hen de Sint-Theobalduskerk in Clarus Locus (Clair-Lieu) bij Hoei aan de Maas. Naast gemeenschappelijk gebed legden ze zich voornamelijk toe op de verzorging van pelgrims en kruisvaarders. Al spoedig ontstonden er in West-Europa kloosters, bijvoorbeeld in Namen, Luik, Doornik en Toulouse. Ze namen de Regel van Augustinus als grondslag voor hun gemeenschapsleven en namen op enkele uitzonderingen na de statuten van de Dominicanen over.

Kruisdragers
De volgelingen van Theodorus van Celles noemden zich Kruisbroeders of Kruisdragers (Fratres Cruciferi in het Latijn, Kreuzbrüder in het Duits, Croisiers in het Frans, Crosiers in het Engels). Het Kruis was tijdens de Middeleeuwen niet alleen het belangrijkste christelijke symbool, maar ook een echt voorwerp. Volgens de overlevering werd het houten kruis waarop Christus gestorven was rond 324 in Jeruzalem gevonden door Sint Helena, de moeder van keizer Constantijn de Grote. In de 11e eeuw werd de Europese christenheid opgeschrikt door het bericht dat moslims Jeruzalem hadden ingenomen. Daardoor was de belangstelling voor het Heilig Kruis fors toegenomen. Vandaar dat de gewapende strijd tegen de niet-christelijke bezetters van het Heilig Land Kruistochten werden genoemd. Theodorus, die bij de Kruistochten betrokken was geweest, raakte er steeds meer van overtuigd dat het door Jezus gepredikte Godsrijk echter niet met wapengeweld gerealiseerd kon worden; alleen de navolging van de gekruisigde Christus kon de verlossing brengen.

Pauselijke goedkeuring
Theodorus verzocht de paus in 1214 om de gemeenschap van kruisbroeders te erkennen. Paus Innocentius III verleende op 3 mei 1216, het feest van de Kruisvinding, zijn goedkeuring aan de stichting van de gemeenschap. Pas in 1248 verleende Innocentius IV zijn goedkeuring aan de statuten van de kruisheren en verhief de gemeenschap tot Orde. De leden ervan heetten vanaf toen officieel: Reguliere Kanunniken van de Orde van het Heilig Kruis. Als ordetenue kozen zij een wit habijt, een zwart scapulier met op borsthoogte een rood-wit kruisteken, en daaroverheen een zwarte mozetta (korte mantel) met capuchon.

Moderne Devotie
In 1410 werd de leefwijze van de kruisbroeders, die aan verval onderhevig was, grondig herzien. Er kwam voortaan een jaarlijkse algemene vergadering van alle leden (generaal kapittel), alle kloosters werden jaarlijks geïnspecteerd door het hoogste ordegezag, privé-bezit werd uitgebannen, in de kloosters werd het stilzwijgen onderhouden en de leden werden verplicht altijd het ordeskleed te dragen. Door deze strengere observantie ontstond een nieuwe opbloei, die vooral gekenmerkt werd door de nadruk op het contemplatieve leven. Deze hervorming werd geïnspireerd door de Moderne Devotie, een spirituele lekenbeweging onder de leiding van Geert Grote. Er bestond een nauwe verbondenheid tussen veel kruisbroeders en deze lekenbeweging, zodat de geestelijke beïnvloeding wederzijds werd.

Reformatie
Door de verwarrende gevolgen van de Reformatie werden veel kloosters in het Rijnland en in de Lage Landen opgeheven. In Engeland liet de schismatieke koning Hendrik VIII alle kloosters van de Crutched Friars, zoals de kruisbroeders daar ook wel genoemd werden, sluiten. In deze periode werd echter ook de basis gelegd voor een nieuwe bloeiperiode van de orde. Beïnvloed door de idealen van de humanistische vorming legden de kruisbroeders zich vooral toe op de opleiding van de jeugd door het oprichten van Latijnse Scholen.

Franse revolutie
Tijdens de Franse Revolutie en de regering van Napoleon werden haast alle kloosters van de kruisbroeders opgeheven, zodat in 1840 nog slechts twee kloosters van de orde over waren, een in Uden en een in Sint Agatha. De moderne periode van de orde begint na 1840, toen het verbod tot aanname van nieuwe leden door de koning van Nederland werd opgeheven. Onder de leiding van daadkrachtige en vooruitstrevende leiders werden in België en Nederland oude stichtingen weer opgericht en nieuwe eraan toegevoegd. In die tijd voegden kruisbroeders zich ook bij de vele immigranten naar Noord-Amerika, zodat de orde langzaam in de 'nieuwe wereld' werd geplant.

Missie
Ten tijde van de grote missionaire beweging in de Europese kerk in het begin van de twintigste eeuw namen de kruisbroeders missiegebieden aan in Afrika (Belgisch Congo, 1920), in Azië (Java, Nederlands Indië, 1926) en in Latijns-Amerika (Brazilië, 1934).

Terugkeer naar Duitsland
In 1953 keerden de Kruisbroeders op aanvraag van kardinaal Joseph Frings ook terug naar Duitsland, in hun vroegere kloosters in Ehrenstein/Westerwald en naar Wuppertal in de buurt van het vroegere klooster in Wuppertal/Beyenburg.

Aantal leden
De orde is steeds klein gebleven. Op 1 januari 2007 telde de orde, hoewel in alle werelddelen gevestigd, 439 leden. De orde maakt nog steeds een veranderingsproces door. Het zwaartepunt verschuift van West-Europa naar de landen op het zuidelijk halfrond: Afrika, Azië, Zuid-Amerika. Uit de drie Europese provincies - Nederland, België, Duitsland - ontstond in augustus 2000 de provincie Europa, genoemd naar de stichter Theodorus van Celles. Thans bestaat de orde uit het generaal bestuur in Rome, de provincie Indonesië, de provincie Verenigde Staten, de provincie Europa, de provincie Brazilië en de regio Congo.

Spiritualiteit
De spiritualiteit van de Kruisbroeders gaat terug op het protest van de stichter Theodorus en zijn metgezellen tegen het verwereldlijkte en onechte leven van de kanunniken aan de bisschopskerk in Luik. Protest tegen onechtheid, misbruik, onderdrukking en verwatering van de boodschap van Jezus staan hoog in het vaandel van de orde. Tegelijkertijd is een kenmerk van de spiritualiteit het streven naar tolerantie. Dat houdt verband met de democratische structuur van de orde: vanaf de oorsprong kozen de kruisbroeders hun oversten in de afzonderlijke kloosters en van de gehele orde.

Contemplatie en maatschappelijke betrokkenheid
Een verder kenmerk van de geest die het leven van de kruisbroeders bepaalt, is de betrokkenheid bij en het meeleven met de mensen voor wie ze werkzaam zijn. Het leven van de kruisbroeders had steeds twee kanten, naar binnen gekeerd door de contemplatie en het gebedsleven, maar ook naar buiten gekeerd door een of andere vorm van apostolaat of zorg voor de medemensen. Deze nabijheid en betrokkenheid hebben soms ook nadelige gevolgen gehad: door een te verregaande aanpassing werd soms het oorspronkelijke ideaal uit het oog verloren. De vele vernieuwingspogingen die de kleine orde in de loop van acht eeuwen geschiedenis heeft ondergaan waren dan ook doorgaans noodzakelijk.

Kruis
De naam Orde van het Heilig Kruis duidt op de betekenis van dit symbool in het leven van ordeleden. Jezus moest zijn kruis dragen als gevolg van zijn protest tegen de toenmalige religieuze structuren en zijn pleidooi voor authenticiteit. Het kruis wordt zo beleefd als een symbool voor de weerstand die men van binnen en van buiten ondervindt, wanneer men tegen onrechtmatige en onderdrukkende structuren protesteert. In de loop van de geschiedenis ontaardde deze 'kruismentaliteit' soms in een devotie tot het kruis en een verheerlijking van lijden op zich, maar ook daartegen rees van binnenuit weer protest.

Overleven
Of de orde in de moderne tijd in haar oude vorm in West-Europa kan overleven, is voor veel kruisbroeders tegenwoordig een zaak waarmee zij zich serieus bezighouden in gesprekken en in vernieuwingspogingen.

Nederland
In Nederland zijn momenteel nog drie kloostergemeenschappen van de Kruisheren. Die bevinden zich in Sint Agatha (gemeente Cuijk), Uden en Nijmegen. Vanuit de twee eerstgenoemde kloosters is de orde na 1850 verspreid over België, Amerika, Indonesië, Brazilië en Duitsland. Maar ook in Nederland zelf zijn vanuit die twee kloosters in de 19e eeuw vele andere kloostergemeenschappen gesticht. Onderwijs, parochiezielzorg en maatschappelijk werk waren de belangrijkste werkterreinen in Nederland. De Kruisheren bedienden toto diep in de 20e eeuw parochies in onder meer Rotterdam, Amsterdam, Tilburg, IJsselmonde, Ridderkerk, Weert en Odiliapeel. De Kruisheren hadden middelbare scholen in Uden, Amersfoort en Bussum.

Secularisatie
In Nederland daalde onder invloed van de Secularisatie na 1960 het aantal kloosterroepingen fors. Dat leidde er noodzakelijkerwijs toe dat later een groot aantal van de opgezette projecten moest worden losgelaten en overgegeven aan anderen wegens gebrek aan jonge krachten. Nu is het klooster van Uden voornamelijk een opvang voor de ouder wordende confraters, met name voor hen die verzorging nodig hebben. Sinds 2004 bevindt het Provincialaat zich in het klooster van Sint Agatha.

Sint Odilia
De patroonheilige van de orde is Sint Odilia (niet te verwarren met Sint Odilia van de Elzas). Zij was een gezellin van de legendarische koningsdochter Sint Ursula van Keulen (4e eeuw). In 1287 zou zij driemaal zijn verschenen aan de kruisbroeder Johannes van Eppa in het klooster van Parijs. Odilia zei tot hem dat God haar had opgedragen de Orde van het Heilig Kruis te beschermen. Ook zou ze hem hebben verteld waar haar relieken in Keulen begraven lagen. De opgegraven relieken werden overgebracht naar het moederklooster in Huy. In 1797 werd dit klooster door revolutionaire troepen met de grond gelijkgemaakt. De beenderen van Odilia konden worden gered. In 1949 werden ze overgeplaatst naar het kruisherenklooster van Onomia in de Amerikaanse staat Minnesota, waar ze thans nog steeds worden vereerd. Veel kloosters en parochies zijn naar Odilia vernoemd, bijvoorbeeld het door de kruisheren gestichte kerkdorp Odiliapeel in de Noord-Brabantse gemeente Uden.