De heilige Laurentius van Brindisi (1559-1619) was pater kapucijn. Hij is beroemd geworden als prediker, contrareformator, aalmoezenier, diplomaat en schrijver van theologische werken.

Jeugd
Giulio Cesare (Julius Caesar) Russo, zoon van de Venetiaanse koopman Guglielmo Russo en Elisabetta Masella, werd op 22 juli 1559 geboren in Brindisi, gelegen in de Italiaanse regio Apulië dat toen tot het koninkrijk Napels behoorde. Zijn vader was al gestorven toen hij een kind was. Zijn eerste scholing kreeg hij van de Minderbroeders Conventuelen in Brindisi. Na de dood van zijn moeder werd Giulio naar Venetië gehaald om aan het Sint-Marcuscollege, waar zijn priester-oom rector was, onderricht te worden.

Kapucijn
In 1575 trad hij in Verona toe tot de franciscaanse broederschap der Kapucijnen, die toen nog onder toezicht stond van de Orde der Minderbroeders Conventuelen. Giulio kreeg bij het ontvangen van zijn monnikspij de religieuze naam Lorenzo en omdat hij uit Brindisi kwam stond hij voortaan bekend als Lorenzo da Brindisi (Latijn: Laurentius a Brundusio).

Studies
Zijn oversten stuurden Laurentius naar de Universiteit van Padua om er logica en filosofie te studeren. Zijn theologische studies deed hij in Venetië. Gebleken was dat hij een talenknobbel had, want hij zou de meeste Europese maar ook Semitische talen vloeiend leren spreken.

Bestuurder
Laurentius werd op 18 december 1582 priester gewijd. Na een aantal jaren kreeg hij zijn eerste belangrijke bestuurstaken binnen de kapucijner broederschap. Op 28-jarige leeftijd werd hij gardiaan van zijn klooster in Venetië om in 1589 tot vicaris-generaal van de Toscaanse kapucijnen gekozen te worden en in 1594 tot provinciaal van Venetië. In 1596 stelde het algemeen kapittel hem aan tot tweede definitor-generaal te Rome, waar hij door paus Clemens VIII vanwege zijn kennis van het Hebreeuws belast werd met de taak om tot de Joden te prediken. In 1598 werd hij vicaris-provinciaal in Zwitserland en in 1599 definitor-generaal. In die hoedanigheid stichtte hij in Duitsland tal van kapucijnenkloosters.

Contra-Reformatie
In 1599 reisde hij op bevel van de paus naar Praag, waar hij door de Rooms-Duitse keizer Rudolf II werd gevraagd om iets te doen tegen de Reformatie. In het jaar 1600 maakte hij met zijn preken grote indruk op het volk van Praag en omstreken. Fel bestreed hij de leer van de hervormers, die hij beschouwde als gevaarlijke ketterijen.

Tegen de Turken
In 1601 werd Laurentius aangesteld als keizerlijk aalmoezenier bij Heilige Liga, de katholieke troepen in de oorlog tegen de Ottomanen. Hij slaagde erin om de Franse veldheer Philippe Emmanuel, hertog van Mercœur, voor deze strijd te rekruteren. Laurentius, slechts gewapend met een crucifix, leidde de katholieke krijgsmacht bij de verovering van Székesfehérvár (Stuhlweissenburg) in Hongarije.

Hoogste overste
In 1602 keerde Laurentius naar Italië terug, waar hij op 24 mei werd verkozen tot vicaris-generaal, de hoogste positie van de kapucijner broederschap, die pas in 1619 een autonome orde zou worden. In deze periode bezocht hij nagenoeg alle kapucijner provincies. Tijdens het algemeen kapittel van 1605 werd hij opnieuw gekozen, maar deze keer weigerde hij. Wel aanvaardde hij het ambt van apostolisch nuntius in Beieren. Na nog een aantal jaren als diplomaat in Spanje te hebben gewerkt, trok hij zich in een klooster terug.

Naar Lissabon
In 1618 werd hij door de Napolitanen gevraagd om hun zaak te bepleiten bij koning Filips III van Spanje. Napels viel onder Spaanse heerschappij en werd bestuurd door de hertog van Ossuna, die er vicekoning was en als een tiran tekeerging. De Napolitanen hoopten dat Laurentius ervoor kon zorgen dat de vicekoning gedisciplineerd zou worden. Met de zegen van de paus aanvaardde pater Laurentius die missie en begaf zich naar Spanje. Hij reisde via Genua naar Barcelona en hoorde dat de koning zich niet in Madrid begaf maar in Lissabon. Aan het koninklijk hof in Lissabon sprak hij de koning en wist hij de Napolitaanse kwestie op te lossen. Toen werd hij ziek en stierf in Lissabon op 22 juli 1619. Hij werd begraven op het kloosterkerkhof van de Clarissen in Villafranca del Bierzo (Noordwest-Spanje).

Briljante geest
Laurentius beschikte over een enorme kennis van de Bijbel, de Kerkvaders en de Scholastiek. Die stelde hij in dienst van zijn apostolaat. Zijn voornaamste werken zijn: Mariale (1600) en Lutheranismi Hypotyposis (1610).

Canonisatie
Laurentius van Brindisi werd in 1783 zaligverklaard door paus Pius VI en in 1881 heiligverklaard door paus Leo XIII. In 1959 werd hij door paus Johannes XXIII uitgeroepen tot Kerkleraar met als titel Doctor Apostolicus. Sint Laurentius is patroon van zijn geboortestad Brindisi en van vele andere steden en streken. Zijn feestdag is 21 juli.