Het Nieuwe Testament is het tweede deel van de christelijke Bijbel. Het is een verzameling van 27 geschriften, die allemaal getuigen van het geloof in Jezus als de door God gezonden Messias.

Geschreven vanuit het geloof
Het Nieuwe Testament is een verzameling van 27 geschriften in de Bijbel, die onderling sterke verschillen vertonen in omvang, literaire vorm en inhoud, maar hun ontstaan allemaal te danken hebben aan een gemeenschappelijke inspiratiebron: het geloof in Jezus Christus als de door God gezonden Messias.

Oude Testament
De benaming 'Nieuwe Testament' is van christelijke oorsprong en kwam pas tegen het einde van de tweede eeuw in zwang, toen de christenen aan bepaalde geschriften uit hun eigen kring hetzelfde gezag gingen toekennen als aan de heilige boeken die zij hadden overgenomen van het jodendom en die zij nu begonnen aan te duiden als het Oude Testament. In de christelijke benaming 'Oude en Nieuwe Testament' heeft het woord 'testament' de betekenis van 'verbond': het gaat om de relatie tussen God en de mensen.

'De Wet en de Profeten'
De auteurs van het Nieuwe Testament zelf duiden het erfgoed van Israël meestal aan als 'de Schrift', 'de Schriften' of als 'de Wet en de Profeten'. Ze verwijzen hier veelvuldig naar.

Septuaginta
De oudste christelijke geloofsgemeenschappen kenden een groot gezag toe aan een vertaling van de Wet en de Profeten in het Grieks, de zogeheten Septuaginta. Dit blijkt uit de vele schriftcitaten in het Nieuwe Testament die qua formulering of naar hun betekenis beïnvloed zijn door de Septuaginta.

De synagoge
Voor een goed begrip van het Nieuwe Testament is het belangrijk om te weten hoe de Wet en de Profeten gelezen en geduid werden in de joodse synagoge. Daarvan zijn in het Nieuwe Testament namelijk vele sporen te vinden.

Levendige discussie
In de periode waarin het Nieuwe Testament is ontstaan, stond de tekst van de Schrift nog niet in alle details vast en de interpretatie ervan gaf nog een rijk geschakeerd beeld te zien. Het Nieuwe Testament moet gesitueerd worden binnen deze nog levendige discussie, waaraan het een eigen bijdrage levert doordat het de getuigenissen uit de Schrift in verband brengt met het als heilbrengend en bevrijdend ervaren optreden van Jezus.

Gezaghebbende woorden
Behalve aan de Schrift kenden de oudste christelijke gemeenten ook een groot gezag toe aan verzamelingen van woorden van Jezus. Zo beroept Paulus zich vaak op een woord van de Heer. Ook de uitspraken van Paulus zelf, zoals die te vinden zijn in de door hem geschreven brieven - in eerste instantie bedoeld als gelegenheidsgeschriften - werden al vroeg ook buiten de kring van de oorspronkelijk geadresseerden als gezaghebbend erkend.

Handschriften
Van geen enkel geschrift van het Nieuwe Testament is het origineel bewaard gebleven. De huidige Griekse tekst is het resultaat van een wetenschappelijke reconstructie op basis van de beschikbare handschriften. Thans zijn meer dan vijfduizend handschriften bekend van het Nieuwe Testament in zijn geheel of van onderdelen daarvan. Op tal van plaatsen geven zij van elkaar afwijkende lezingen te zien. Vaak gaat het om verschillen die geen verstrekkende gevolgen hebben voor de tekst of voor de interpretatie.

Tekstvarianten
Juist door het grote aantal handschriften heeft men een tekst van het Nieuwe Testament kunnen vaststellen die in hoge mate betrouwbaar is. In een beperkt aantal gevallen is het omstreden aan welke tekstvariant men de voorkeur moet geven. Vele moderne vertalingen geven door middel van aantekeningen inzicht in belangrijke varianten van een tekst.

De boeken van het Nieuwe Testament
Van de boeken van het Nieuwe Testament hebben er vier de vorm van een evangelie. De traditie heeft deze geschriften op naam gezet van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Lucas is ook de auteur van de Handelingen van de Apostelen, een boek dat een vervolg biedt op zijn Evangelie. Het merendeel van de 21 nieuwtestamentische geschriften heeft de vorm van een brief. Van deze brieven worden er vanouds dertien toegeschreven aan Paulus. Aan deze reeks is later de Brief aan de Hebreeën toegevoegd. Een aparte plaats wordt ingenomen door de zeven Katholieke Brieven. Het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Apokalyps of Openbaring van Johannes, bevat openbaringen over het spoedig verwachte einde van de geschiedenis.

Blijde boodschap
De term 'Evangelie' komt in het Nieuwe Testament vaak voor, het meest in de brieven van Paulus. Opvallend is dat dit woord in het Nieuwe Testament steeds in het enkelvoud staat. Het heeft daar betrekking op Jezus' verkondiging van de nabijheid van het Rijk Gods.

De evangeliën
De blijde boodschap werd aanvankelijk alleen mondeling doorgegeven. Zo duidt Paulus zijn prediking vaak aan als 'mijn evangelie'. In de loop van de tweede eeuw is 'evangelie' ook de aanduiding geworden van een boek dat een schets geeft van de heilsbetekenis van Jezus' levensloop en daarbij bijzondere nadruk legt op zijn lijden en dood. Omdat er toen reeds vele geschriften van dat type in omloop waren, werd het woord 'evangelie' in het vervolg ook in het meervoud gebruikt.

De synoptici
De eerste drie evangeliën: Matteüs, Marcus en Lucas, vertonen zoveel overeenkomst in stof, ordening en vorm, dat men ze ter vergelijking in kolommen naast elkaar kan afdrukken. Zo'n overzicht van de evangeliën in kolommen wordt met een Grieks woord 'synopsis' (= overzicht) genoemd. Vandaar dat men in het geval van Matteüs, Marcus en Lucas vaak spreekt van de 'synoptische Evangeliën'. De evangelisten Matteüs, Marcus en Lucas zelf worden kortweg de 'Synoptici' genoemd.

Leven van Jezus
De stof die de synoptische Evangeliën gemeen hebben, geeft een schets van het leven van Jezus, die in hoofdzaak hierin bestaat dat Jezus, na zijn doop door Johannes, predikend en genezend rondtrok in Galilea en daarna naar Jeruzalem is gereisd, waar hij op aandringen van de leiders van het volk is gearresteerd en terechtgesteld. Maar, zo luidt het vanaf het begin, God heeft Jezus tot leven gewekt.

Evangelie volgens Johannes
Een van de synoptische Evangeliën sterk afwijkend patroon treffen we aan in het evangelie volgens Johannes. Hier reist Jezus verschillende keren naar Jeruzalem, waar grote delen van het boek zich afspelen.

Wordingsgeschiedenis van de evangeliën
De vier evangeliën zijn niet in één keer op schrift gesteld, maar hebben een lange wordingsgeschiedenis achter de rug. Ze bevatten tal van tradities die teruggaan op Jezus of op de eerste gemeenten. Maar elk evangelie verraadt ook de hand van een redacteur die verantwoordelijk is voor de huidige compositie. Over het antwoord op de vraag hoe de ontstaansgeschiedenis van onze evangeliën precies verlopen is, bestaat geen eenstemmigheid. In de loop der eeuwen zijn allerlei theorieën opgesteld ter verklaring van de overeenkomsten én de verschillen tussen de synoptische evangeliën.

Tweebronnentheorie
Momenteel huldigen de meeste onderzoekers voor de ontstaansgeschiedenis van de synoptische evangeliën de zogenaamde tweebronnentheorie. Die laat zich aldus samenvatten: Marcus is het oudste Evangelie; het is kort na het jaar 70 geschreven, waarschijnlijk in Rome. Bij het schrijven van hun verhaal over Jezus hebben Matteüs en Lucas dit evangelie benut. Behalve van Marcus hebben zij ook gebruik gemaakt van een tweede bron: een schriftelijke verzameling van uitspraken van Jezus. Deze collectie hebben ze - ieder op een eigen wijze - in hun boek verwerkt.

Aparte wordingsgeschiedenis voor Johannes
De stof van Johannes valt buiten deze theorie. Het vierde evangelie vertoont slechts enkele overeenkomsten met de Synoptici. Toch gaat ook dit geschrift terug op oude tradities, die ten dele ook in de andere evangeliën verwerkt zijn. Ook valt niet uit te sluiten dat Johannes minstens gedeeltelijk teruggaat op de geschreven tekst van Marcus en Lucas.

Inhoud van de vier evangeliën
De inhoud van de vier evangeliën ziet er in hoofdlijnen als volgt uit.

Matteüs:Jezus de vervulling van de Schrift
In Matteüs is Jezus het hoogtepunt en de vervulling van de geschiedenis van Israël, zoals die in de Schrift beschreven is. De naam Jezus betekent: de Heer redt. In Matteüs 1,21 wordt uit die naam afgeleid dat Jezus zijn volk zal bevrijden van zijn zonden. We zien dan ook hoe hij gedreven wordt door mededogen voor zondaars en tollenaars (9,13). Zijn omgang met hen brengt Jezus in conflict met de godsdienstige leiders, vooral met de Farizeeën. Het gewone volk is massaal op zijn hand en reageert geestdriftig op zijn woorden en daden.

Leraar en leerlingen
Onder Jezus' gevolg bevindt zich, zo vertelt Matteüs, ook een bijzondere groep, de leerlingen. Meer nog dan het volk zijn zij toegankelijk voor wat Jezus te zeggen heeft, en daarom zijn zij geschikt om te delen in zijn zending. De bevoegdheid daartoe krijgen zij al in een vroeg stadium, maar toch duurt het nog tot het einde van het boek voordat zij de hun opgedragen taken daadwerkelijk kunnen gaan uitvoeren. Eerst moeten zij ten volle worden ingewijd in de uitleg die Jezus geeft van de Tora. Die uitleg is vooral te vinden in lange toespraken die de verteller Jezus in de mond legt. Hij tekent Jezus zo als de leraar bij uitstek, de enige die deze titel echt verdient.

Heftige woordenstrijd
Hoewel Jezus' onderricht op vele punten strookt met de farizeese interpretatie van de Tora, is hij toch vaak juist met hen in een heftige woordenstrijd gewikkeld. Matteüs laat hier, in zijn beschrijving van Jezus, verhoudingen doorklinken die pas in zijn eigen tijd actueel werden. Hij worstelt intensief met de vraag hoe wetsgetrouwe joden ware volgelingen van Jezus kunnen zijn.

Lijden en sterven van Jezus
De taak die Jezus te vervullen heeft, maakt het nodig dat hij zijn leven geeft als losgeld voor velen (Matteüs 20,28). Zijn leerlingen nemen zijn onderricht wel ter harte, maar zij verzetten zich vaak tegen het idee dat Jezus zal moeten lijden en sterven. Wanneer Jezus eenmaal is aangekomen in Jeruzalem, zijn het vooral de hogepriesters die uit zijn op zijn liquidatie. Hun plannen lijken succesvol te zijn, maar Jezus wordt door God uit de dood opgewekt en hij herenigt zich met zijn leerlingen. Aan hen geeft hij dan de opdracht om aan alle volkeren te gaan verkondigen wat hij hun geleerd heeft.

Marcus: Jezus en het koninkrijk van God
Marcus bevat veel stof die ook in Matteüs voorkomt. Toch geeft dit boek een ander beeld van Jezus en zijn leerlingen. Gegevens over Jezus' geboorte en vroegste jeugd ontbreken. Na zijn doop door Johannes trekt hij langdurig rond in Galilea, waar hij de nabijheid van het Rijk Gods aankondigt en vele zieken geneest.

Ploeterende leerlingen
Aanvankelijk, zo verhaalt Marcus, blijft het voor velen, ook voor de leerlingen, verborgen dat Jezus de Messias is. Pas halverwege het boek breekt dit inzicht geleidelijk door. Maar ook dan moeten de leerlingen nog een lange weg afleggen voordat zij Jezus' messiaanse waardigheid kunnen rijmen met zijn lijden en dood. Ook in de dramatische slothoofdstukken is voor de leerlingen geen heldenrol weggelegd. Wanneer Jezus wordt opgepakt, laten zij hem massaal in de steek en wordt hij door Petrus tot driemaal toe verloochend.

Open einde
Het evangelie van Marcus heeft een open slot. Het vertelt niet of de leerlingen zich na Jezus' verrijzenis weer rond hem verzameld hebben. Zo laat het boek ruimte voor de lezer: die moet zelf een antwoord zien te vinden op de vragen waarmee de leerlingen in het boek voortdurend worstelen. De hier beschreven kenmerken wijzen erop dat Marcus in eerste instantie geschreven is voor christenen die te lijden hebben onder vervolgingen en niet bepaald heldhaftig op deze situatie hebben gereageerd. Niettemin nodigt het boek hen uit om opnieuw te kiezen voor de navolging van Jezus.

Lucas: Jezus gedreven door Gods geest
Lucas opent met verhalen over de geboorte van Johannes en van Jezus. Ook in dit boek is Jezus eerst als leraar en wonderdoener actief in Galilea, maar zijn actieradius strekt zich uit tot heel het joodse land. Als geen ander tekent Lucas Jezus als iemand die gedreven wordt door Gods geest.

Wereldberoemde stukken
Een opvallend kenmerk van het evangelie van Lucas is dat het een lang verhaal bevat over Jezus' reis naar Jeruzalem (Lucas 9,51-19,27). In dat kader zijn allerlei toespraken opgenomen tot het volk en tot de leerlingen en diverse gesprekken tussen Jezus en zijn tegenstanders. We treffen hier wereldberoemde stukken aan zoals de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan en het verhaal over de verloren zoon. De schrijver spreekt vooral de welgestelden aan op de consequenties van hun keuze voor Jezus. Zij mogen zich niet opsluiten in hun eigen kring, maar moeten hun rijkdom inzetten voor de armen in hun omgeving.

Jezus leeft
Op het einde van het evangelie van Lucas drukt Jezus zijn volgelingen op het hart dat zij in Jeruzalem moeten blijven totdat zij zijn toegerust met de Heilige Geest. Deze opdracht vormt het hoogtepunt van een serie verhalen over de moeizame wijze waarop Jezus' leerlingen na zijn dood tot het inzicht komen dat hij leeft.

Johannes: Jezus is het woord, de zoon van God
Johannes begint met een gedicht (Johannes 1,1-18), waarin Jezus getekend wordt als het eeuwige Woord van God, als de Zoon die in een intieme relatie staat tot de Vader. Deze overtuiging beheerst het totale boek. Jezus is van God uitgegaan en keert terug naar God. Zelf verklaart Jezus dat hij één is met de Vader, dat hij hetzelfde wil als God en ook hetzelfde doet, dat hij de enige is die God ooit heeft gezien en dat zijn woorden hem door God zijn ingegeven. Het boek als geheel is er dan ook duidelijk op gericht om de lezers tot het geloof te brengen dat Jezus de Messias is, de Zoon van God (20,31).

Mensgeworden Woord
Dat Jezus de Zoon van God was, laat volgens Johannes onverlet dat hij werkelijk mens was onder de mensen: het woord is vlees geworden en het is onder ons zijn tent komen opslaan (Johannes 1,14). Een uitvloeisel van zijn aardse bestaan is dat Jezus zal lijden en sterven. Jezus gaat zijn dood onverschrokken en vrijwillig tegemoet; hij bestempelt dit gebeuren als 'zijn uur'.

Verschillen met de synoptici
Het evangelie van Johannes bevat vele onderdelen die we in de Synoptici niet aantreffen of daar heel anders worden uitgewerkt. In het vierde evangelie is Jezus meer dan twee jaar lang actief. In die periode is driemaal sprake van een paasfeest. Maar liefst vier keer trekt hij als pelgrim naar Jeruzalem, waar hij deelneemt aan de viering van joodse feesten. Lange onderdelen van Johannes zijn dan ook gesitueerd in Jeruzalem (Johannes 2,13-3,21; 5,1-47; 7,10-10,39; 12,12-20,29).

Beelden van Jezus
In het evangelie van Johannes krijgt Jezus vele lange monologen in de mond gelegd, waarin hij meestal voortborduurt op tekenen die hij verricht heeft. In die monologen omschrijft hij beeldenderwijs wie hij is: het brood om van te leven, het licht van de wereld, de deur voor de schapen, de goede herder, de opstanding en het leven, de weg en de waarheid en het leven, de ware wijnstok. Met deze beelden onthult Jezus zijn ware identiteit, maar tevens laat hij zo zien dat hij in eigen persoon een belofte inhoudt voor allen die in hem geloven.

Handelingen der Apostelen
De evangelist Lucas is ook de auteur van de Handelingen van de Apostelen, een boek dat een vervolg biedt op zijn evangelie. In het evangelie van Lucas reist Jezus via Samaria naar Jeruzalem. De omgekeerde beweging treffen we aan in Handelingen. Lucas laat daarin zien hoe de volgelingen van Jezus na zijn hemelvaart het woord verbreid hebben 'in Jeruzalem en in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde' (Handelingen 1,8).

Brieven van Paulus
Het Nieuwe Testament bevat 21 Brieven. Dertien daarvan beginnen met een aanhef waarin Paulus (vaak samen met anderen) genoemd wordt als afzender. De volgorde waarin wij deze Brieven nu aantreffen, beantwoordt niet aan de volgorde van hun ontstaan, maar is deels gebaseerd op hun omvang, deels op verschillen in de oorspronkelijk beoogde lezers. Voorop staan de Brieven aan een gemeente, daarna volgen de Brieven aan een enkeling.

Paulus auteur?
De vermelding van Paulus als afzender in een brief bewijst niet dat hij de auteur was. Van Romeinen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, 1 Tessalonicenzen en Filemon wordt de echtheid algemeen aanvaard, maar of ook de andere zes brieven van hemzelf afkomstig zijn, wordt tegenwoordig ernstig betwijfeld of zelfs ontkend (zie de afzonderlijke inleidingen op Kolossenzen, Efeziërs, 2 Tessalonicenzen en op de Pastorale Brieven 1 en 2 Timoteüs en Titus). Dat ook de Brief aan de Hebreeën door Paulus geschreven zou zijn, werd al in de Oudheid in twijfel getrokken.

Lezing en voorlezing
Letterkundig gezien nemen de Brieven een eigen plaats in binnen het Nieuwe Testament. Het zijn geen literaire epistels, zoals we die uit de Oudheid kennen, maar evenmin zijn ze bedoeld voor privégebruik. Ze zijn bestemd voor lezing en voorlezing in de diverse gemeenten. Zelfs het korte schrijven aan Filemon, dat een zuiver particuliere aangelegenheid schijnt te behandelen, is strikt in de vorm.

Opbouw van de brieven
Paulus' Brieven beginnen steeds met een opschrift, een soort adres en afzender, dat echter deel uitmaakt van de brief zelf. Daarop volgt gewoonlijk een inleiding in de vorm van een dankzegging aan God en een smeekgebed dat betrekking heeft op de situatie van de lezers. In de eigenlijke brief komen meestal actuele problemen aan de orde. Het slot bevat gewoonlijk persoonlijke mededelingen, groeten en een zegenwens.

Timoteüs en Titus
De twee Brieven aan Timoteüs en de Brief aan Titus worden de Pastorale Brieven genoemd, omdat zij vele instructies bevatten voor de leiders van de gemeenten en betrekking hebben op hun pastoraal beleid en op de praktijk van het christelijk leven. Ze zijn bestemd voor twee medewerkers van Paulus: Timoteüs en Titus. Gezien hun vorm en inhoud vormen deze Brieven een eigen groep. Vermoedelijk zijn ze van de hand van één auteur, maar het is niet aannemelijk dat ze van Paulus zelf afkomstig zijn. Qua taal en stijl wijken ze af van de echte Brieven van Paulus en ze bevatten een eigen theologische terminologie. Ze moeten zijn geschreven tegen het einde van de eerste eeuw, waarschijnlijk in een grote stad als Efeze, Korinte of Rome.

Katholieke Brieven
De nieuwtestamentische brieven die niet op naam van Paulus staan of aan hem worden toegeschreven, worden de Katholieke Brieven (=Algemene Brieven) genoemd. Ze heten zo omdat ze een meer algemene strekking hebben en oorspronkelijk niet voor een bepaalde gemeente of bepaalde persoon waren bestemd, maar voor een meer algemeen publiek. Het zijn er zeven, en ze worden, anders dan de Brieven van Paulus, aangeduid met de naam van hun schrijvers, niet met die van de geadresseerden: Jakobus, 1 en 2 Petrus, 1, 2 en 3 Johannes, en Judas. De schrijver van de eerste der Johannesbrieven noemt zijn naam niet; die van 2 en 3 Johannes doet dat evenmin, maar duidt zichzelf aan als 'oudste'. De namen Jakobus, Petrus en Judas zijn waarschijnlijk op te vatten als pseudoniemen.

Openbaring van Johannes
Het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Apokalyps of Openbaring van Johannes, bevat openbaringen over het spoedig verwachte einde van de geschiedenis. Deze openbaringen zijn volgens Apokalyps 1,1-3 afkomstig van Jezus en worden door een engel, die als tussenpersoon optreedt, meegedeeld aan Johannes. Dit boek behoort tot de apokalyptische literatuur die rond het begin van onze jaartelling een grote bloei beleefde.

Bovenstaande tekst werd welwillend voor online publicatie ter beschikking gesteld door de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch. De tekst is ontleend aan de 'Inleiding op de Bijbel', opgenomen in de Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995. De redactie van katholieknederland.nl bewerkte de tekst voor internet.

© Katholieke Bijbelstichting, 's-Hertogenbosch.