De norbertinessen vormen de vrouwelijke afdeling van de Orde van Premontré.

Ricvera van Clastres
Omstreeks 1122 schiep Sint Norbertus de mogelijkheid voor vrouwen om zich in gemeenschap aan te sluiten bij de nieuwe religieuze beweging die hij in Prémontré was opgestart. De eerste vrouwelijke leden van de Premonstratenzer Orde waren Ricvera van Clastres, Adèle van Montmorency en gravin Agnes van Braine.

Dubbelkloosters
De premonstratenzer vrouwen vonden onderdak in de door Norbertus en gezellen gestichte abdijen. Zo ontstonden de zogenoemde dubbelkloosters. Strikt gescheiden van de mannen bewoonden de vrouwelijke religieuzen een gedeelte van het abdijcomplex om er zich te wijden aan het Getijdengebed en de zorg voor gasten van het klooster.

Eigen kloosters
Rond 1200 waren de kloosters officieel ontdubbeld. Het generaal kapittel van de orde had eerder besloten dat de norbertinessen zich voortaan in eigen kloosters moesten vestigen. In de meeste gevallen waren ze dan wel afhankelijk van een mannenabdij. Later kwamen er steeds meer priorijen, waar een priores de eerste verantwoording had over het klooster. Er bestaan geen norbertijner abdissen.

Slotzusters
De norbertinessen waren vanaf de 15de eeuw tot het Tweede Vaticaans Concilie slotzusters, dat wil zeggen dat ze afgesloten waren van de buitenwereld. Familieleden die hen bezochten zagen de nonnen achter tralies zitten.

Contemplatief
Norbertinessen zijn in tegenstelling tot de norbertijnen zuiver contemplatief. Hun voornaamste taak als kanunnikessen is het bidden van het Getijdengebed

Nederland
In Nederland zijn twee norbertinessenkloosters: Priorij Sint-Catharinadal in Oosterhout en de gemeenschap Mariëngaard in Hierden, gelieerd aan de norbertijnenpriorij De Essenburgh.

Zie verder het lemma Premonstratenzers