Oda, ook bekend als Oede, was een blinde, vermoedelijk Schotse koningsdochter die door haar vader naar de Lage Landen werd gezonden om er in Luik de relieken van Sint Lambertus te bezoeken. Dit om er om voorspraak te vragen voor de genezing van haar oogkwaal.

Vita
Over haar leven is zeer weinig bekend. Ze leefde vermoedelijk aan het einde van de zevende en het begin van de achtste eeuw. De eerste vita (levensbeschrijving) dateert uit omstreeks 1250 en werd, mogelijk op basis van oudere bronnen, samengesteld door kanunnik Godefridus van Rode (het tegenwoordige Sint-Oedenrode).

Legendarisch
Latere onderzoekers hebben aangenomen dat de hoofdlijnen van het levensverhaal van Oda feitelijk gebaseerd zijn op een vita vanĀ Sint Lambertus van Maastricht. In zijn levensbericht is het verhaal opgenomen van de genezing, op Lambertus' voorspraak, van een jonge vrouw. Dat deze vrouw Oda zou zijn geweest is door kanunnik Godefricus zonder meer aangenomen. Tegenwoordig meent men dat Oda een voornamelijk legendarische figuur is geweest, nauw verbonden met stichtingslegenden van het tegenwoordige Sint-Oedenrode.

Blind
Volgens de overlevering was Oda de dochter van een Schotse koning, Eugenius of Eugunatius genaamd. Zij was sinds haar geboorte blind. Op een dag meldde zich een pelgrim aan het paleis. Hij vertelde dat er in het plaatsje Luik sinds kort een bedevaartsoord van de heilige martelaar en bisschop Lambertus was gesticht. Vele blinden herkregen er het gezicht. Prinses Oda ging er heen en werd inderdaad genezen doordat de heilige bisschop zelf aan haar verscheen. Volgens andere verhalen zou Oda pas genezen zijn nadat ze zich had teruggetrokken in de Brabantgouw en haar koningskroon had afgelegd om zich als kluizenares te wijden aan God en een leven te leiden in eenvoud.

Sint-Oedenrode
Een rode, of in het Brabants ook wel een 'rooi' genoemd, is een ontgonnen plaats. Zo bezien is de naam van de plaats te verklaren als Sint Oda's ontgonnen plek. Inderdaad wordt in de stichtingsmythen vermeld dat Oda, met een aantal anderen, rond het jaar 700 op de woeste Brabantse heide een plek geschikt gemaakt hadden om er te leven. De verering van Sint Oda ontstond aan het begin van de dertiende eeuw toen een graf uit de achtste eeuw werd ontdekt. De gebeenten werden overgebracht naar de slotkapel van de graven van Rode, die daardoor sterk aan gezag wonnen onder de horige bevolking.

De kam van Sint Oda
De relieken bevinden zich tegenwoordig in de Sint-Martinuskerk van Sint-Oedenrode. Daaronder bevindt zich de opmerkelijke dubbele ivoren 'kam van Sint Oda', die later gedateerd werd als stammende uit de twaalfde eeuw en dus onmogelijk van de heilige zelf kan zijn geweest. In de Middeleeuwen werd een dergelijke kam door de geestelijke gebruikt om voor de eredienst zijn haren te kammen, bij wijze van symbolische reiniging. De 'kam van Sint Oda' is tot nu toe het enige in Nederland bekende exemplaar.

Iconografie en patronaat
Sint Oda wordt vaak afgebeeld als een kluizenares met een kroon. Als overig attribuut heeft zij een ekster of een duif omdat volgens de overlevering deze vogels haar waarschuwden als vreemdelingen het bos betraden waar haar kluis stond. Zij is de patroonheilige van Sint-Oedenrode en wordt aangeroepen tegen oogkwalen en blindheid.

Verering
Sint Oda wordt vereerd in Sint-Oedenrode en in het hele bisdom 's-Hertogenbosch. De populaire Bossche bisschop Bekkers, geboren in Sint-Oedenrode, had een bijzondere verering voor haar. Een van zijn oudere zusters was naar de heilige genoemd. Sint Oda wordt in het bisdom Den Bosch herdacht op 27 november.