Proselieten of Jodengenoten zijn heidenen die zich hebben bekeerd tot de Joodse godsdienst en lid van het volk Israël geworden zijn.

Erbij komen
Het woord 'proseliet is afgeleid van het Griekse προσηλυτος (prosèlutos), dat 'erbij gekomene' of 'nieuwkomer' betekent. Het woord komt verscheidene keren voor in het Nieuwe Testament. Prosèlutos is een vertaling van het Hebreeuwse woord geer.

Besnijdenis
Proselieten zijn tot de Joodse godsdienst bekeerde heidenen. Dat wil zeggen dat zij niet door geboorte tot het volk Israël behoren, maar door eigen keuze. Mannelijke proselieten worden lid van Israël door zich te onderwerpen aan de Tora en zich te laten besnijden. Vervolgens moeten ze een ritueel reinigingsbad nemen. In bijbelse tijden volgde na deze proselietendoop ook nog een reinigingsoffer.

Vreemdeling
In de Tora staan diverse wetsbepalingen met betrekking tot niet-Israëlieten die zich bij Israël voegden, zoals Exodus 12:48: "Wil een vreemdeling die bij u woont voor de HEER het paasmaal vieren, dan moet hij eerst alle mannelijke leden van zijn familie laten besnijden. Dan mag hij het vieren, omdat hij als een geboren Israëliet geldt. Maar een onbesnedene mag er niet van mee-eten."

Bekeerling
Een vreemdeling die zich bij de Israëlieten had gevoegd en zich had laten besnijden, werd in het Hebreeuws geer genoemd. Pas na de Babylonische Ballingschap toen de Israëlieten in de verstrooiing (diaspora) raakten, werd geer ook de term voor een bekeerling, dus iemand die zich willens en wetens tot het Joodse geloof had bekeerd. In de hellenistische cultuur (ontstaan na de veroveringen van Alexander de Grote, 4e eeuw v. Chr.) werd zo iemand proseliet genoemd.

Mikvah
Volgens de Talmoed, de joodse uitleg van de Heilige Schrift, wordt het lidmaatschap van Israël verkregen door de Besnijdenis. De daaropvolgende proselietendoop is een rituele reiniging (mikvah), die de bekeerling zelf verricht. Hij wordt dus niet gedoopt, maar hij doopt zichzelf door een bad te nemen. Dit in tegenstelling tot het doopsel van Johannes de Doper en het christelijke doopsacrament. De proseliet verricht de mikvah om zich als ritueel onreine schoon te wassen en om te verklaren dat hij geen heiden (goj) meer is.