Rita di Cascia

Sint-Rita van Cascia (ca. 1367-1447) is een Italiaanse volksheilige, die vaak wordt aangeroepen als de patrones voor hopeloze zaken.

Jeugd
Rita (van Latijnse margarita = ‘parel’) werd geboren rond 1367 te Roccaporena (Umbrië, Midden-Italië), een bergdorpje in de Apennijnen, vijf kilometer van Cascia, toen een belangrijk commercieel centrum. In die tijd woedde in Italië de politieke strijd tussen de Welfen (pausgezinden) en de Ghibelijnen (keizersgezinden). Rita's ouders, Antonio Lotti en Amata Ferri, kregen hun dochtertje - hun enig kind - toen zij al op gevorderde leeftijd waren. Omdat Roccaporena geen kerk had, is Rita waarschijnlijk gedoopt in de Santa Maria della Plebe in Cascia.

Vredestichters
Rita's ouders voorzagen in hun levensonderhoud door hard werken op hun eigen lap grond, en door de opbrengt van een kleine bergweide. Ze hadden geen schulden en in het dorp genoten ze een zeker aanzien. Ze behoorden tot de 'pacieri', de vredestichters, een groep burgers die in die woelige tijden vol vetes vrijwillig hun diensten aanboden om de strijdende partijen met elkaar te verzoenen. De door hen bewerkte verzoeningen hadden kracht van wet.

Augustinessen 
Rita leerde lezen en schrijven. Heel jong al ging ze op bezoek bij de augustinessen van het klooster van de heilige Magdalena in Cascia waar vermoedelijk een van haar verwanten was ingetreden. Zelf zou ze er, veel later, nog veertig jaar verblijven.

Uitgehuwelijkt 
Rita had een grote devotie tot Johannes de Doper, de patroon van de hoofdkerk van Cascia, tot Nicolaas van Tolentino, in 1447 heilig verklaard, en tot Augustinus. Deze drie verschenen haar in een visioen en wekten in haar hart het verlangen om kloosterlinge te worden. Toch kon zij aan dat verlangen geen gehoor geven, omdat ze uitgehuwelijkt werd. In 1381, toen zij veertien jaar oud was, vond de wettelijke huwelijksbelofte plaats tussen Rita en Ferdinando Mancini. Zij bleef tot het huwelijk in 1385, in haar vaders huis wonen. Een augustijn, een zekere Nicolaas, getuigt over haar man dat hij dapper en gul van aard was, met een goed maar opvliegend karakter. Evenals Rita behoorde Ferdinando tot de kleine burgerij. Hij was bewaker van de toren van de Collegiacone-heuvel, een controlepost buiten de stad. Rita had op den duur een rustgevende invloed op haar driftige man. Zij waren achttien jaar gehuwd, toen hij in 1401 werd vermoord. Zij bleef achter met twee jonge kinderen. De moord had wellicht te maken met de toen heersende partijtwisten in Italië.

Zonen
Rita vreesde dat de zonen vanwege de moord op hun vader op bloedwraak zouden zinnen en in de toekomst zelf een moord zouden begaan of vermoord zouden worden. Zij bad vurig dat God haar kinderen hiervoor zou sparen. Haar gebed werd op een onverwachte wijze verhoord. Want het volgend jaar stierven deze beide zonen, na elkaar, op de 19e en 20ste maart 1402. Sinds de zeventiende eeuw hebben ze een naam: Giangiacomo Antonio en Paolo Maria.

Geweigerd in klooster
Weduwe en kinderloos geworden kreeg Rita's roeping tot het klooster opnieuw een impuls. Zij zou graag intreden in het augustinessenklooster van de heilige Magdalena, het huidige Sint-Ritaklooster. Maar ondanks haar herhaald aandringen werd haar steeds de toelating geweigerd. Die weigering had te maken met de burgertwisten in Cascia waarvan ook de kloosterbevolking slachtoffer zou kunnen worden.

Ascetische kloosterlinge
Ten einde raad nam Rita haar toevlucht tot haar drie schutspatronen. Na enkele maanden werd ze inderdaad toegelaten. Die toestemming kwam in 1407. Ook hierover is een legende ontstaan waarin verteld wordt dat haar patroonheiligen haar zonder moeite het klooster binnen konden leiden. In feite zal Rita door haar irenische houding de feitelijke tegenstellingen in het klooster hebben verzoend. Na postulaat en noviciaat te hebben voltooid werd ze toegelaten tot de professie. Ze beloofde 'te leven op water en brood', zoals dat in die tijd ter plaatse gebruikelijk was. Spoedig was zij een voorbeeld van grote versterving.

Stigma op voorhoofd
Na eens een uitleg van Jezus' woorden 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven' (Joh 14,6) te hebben gehoord, werd ze door de goddelijke genade zo verlicht, dat ze op een uiterst vurige wijze Jezus begon lief te hebben en ernaar verlangde op te gaan in zijn lijden. Dit overkwam haar in 1432. Tijdens haar beschouwend gebed over het lijden van Christus werd ze door een buitengewone godsvrucht gegrepen, en was ze vanaf toen vol blijdschap dat ze alle lijden met Hem blijmoedig mocht verduren. In haar verlangen te lijden met Christus ontving ze in 1432 een stigma via een doorn uit de doornenkroon, terwijl ze aan het bidden was voor het beeld van de Verlosser. De doorn veroorzaakte een blijvende wonde. Rita wordt afgebeeld met een wonde aan haar voorhoofd.

Fresco
In hetzelfde jaar 1432 werd in de kerk van de heilige Franciscus te Cascia een fresco aangebracht waarop de verzoening van de familie van Rita en de bloedverwanten van de moordenaars van haar man stond afgebeeld. Deze vrede was door haar bewerkt. Indertijd was het ijveren daarvoor als voorwaarde gesteld om haar intrede in het klooster mogelijk te maken. Hieruit kunnen wij opmaken dat Rita steeds tot vergeving en verzoening bereid was. Door haar sterke wil tot vrede wierp zij een dam op tegen de vloed van haat en agressie die er heerste. Een andere legende vertelt: Uit pure gehoorzaamheid begoot ze op verlangen van haar overste dagelijks een geheel verdorde stronk. God beloonde haar toewijding door de stronk te laten uitbotten en vruchten te laten dragen.

Patrones voor hopeloze zaken
De augustijn Agostino Cavalucci, haar eerste biograaf, schrijft: 'Het gebed van Rita was de Heer zo aangenaam, dat zij alles verkreeg wat zij vroeg. De roem omtrent haar heiligheid was zo groot dat niet alleen haar naasten maar ook mensen uit ver verwijderde landen zich bij haar kwamen aanbevelen. Eenieder werd getroost en keerde voldaan terug.' Ze had zoveel geleden als echtgenote, als moeder en weduwe dat ze in staat was alles te begrijpen van de moeilijkheden die anderen hadden. Wat men haar vertelde, veranderde zij 's nachts in gebed. Daarom wordt Rita ook wel genoemd: de heilige van de onmogelijke of hopeloze zaken.

Wond tijdelijk genezen
Op hoge leeftijd wilde Rita een bedevaart naar Rome maken. Haar overste gaf haar toestemming op voorwaarde dat haar wond genezen zou zijn. Dat gebeurde inderdaad. De afstand van Cascia tot Rome is 160 kilometer. Die werd door de zusters te voet afgelegd. Na hun terugkeer opende de wond zich weer en bleef bestaan tot haar dood. De laatste vier jaar van haar leven was Rita bedlegerig. Iedere morgen ontving ze de heilige communie. Lange tijd zou de Hostie haar enig voedsel zijn.

Roos 
De legende van de roos vertelt dat zij tijdens daar ziekte bezoek kreeg van een verwante die haar vroeg of ze iets wilde hebben uit het huis te Roccaporena. Rita vroeg om een roos uit het tuintje. Maar het was midden in de winter, in januari. Toch vond de vrouw een ontloken roos die ze Rita aanbood. Rita aanvaardde de roos als geschenk en gaf haar door aan haar medezusters. De heilige met de doorn stierf als de heilige van de roos. Ieder jaar op 22 mei, Rita's feestdag, worden in de Orde der Augustijnen rozen gezegend en uitgedeeld.

Overlijden
Reeds in de periode van haar laatste ziekte vonden er door haar tussenkomst talloze wonderen en gebedsverhoringen plaats. In 1446 was Rita nog tegenwoordig bij het opstellen van een contract van goederenverdeling. Op 22 mei 1447 overleed Rita in een geur van heiligheid. Tevoren had zij het sacrament van de zieken ontvangen. Het volk vertelde dat op het moment van haar dood een zwerm bijen met bruine vleugeltjes zich neerzette op de muur van het klooster en het zo met een rouwkleed bedekte. Haar lichaam werd op verzoek van het volk niet begraven maar ligt opgebaard en is intact gebleven.

Heilig verklaard
Vanaf 1457 werd een Codex Miraculorum ('Het boek der wonderen') bijgehouden. In vier perioden loopt die van 1457 tot 1563. In hetzelfde jaar verscheen de levensbeschrijving van de heilige. In 1628 werd Rita door paus Urbanus VIII zaligverklaard, en op 24 mei 1900, op het hoogfeest van Hemelvaart werd zij door paus Leo XIII heiligverklaard, tegelijk met Jean Baptiste de la Salle, de stichter van de Broeders der Christelijke Scholen. Haar liturgische gedachtenis is jaarlijks op 22 mei.

Devotie in België en Nederland
In België hebben de Vlaamse augustijnen de Rita-devotie verbreid, zodat Rita een heel populaire Belgische meisjesnaam is geworden. Er zijn drie bedevaartplaatsen: het augustijnenklooster te Gent en dat te Bouge bij Namen, en de parochiekerk van Sint-Rita te Kontich. In Nederland heeft de augustijn Ivo Kruyver (1914-1973) voor de Rita-devotie geijverd, vooral in Eindhoven.

 

Auteur van dit lemma:
Dr. Martijn Schrama o.s.a.