Zelfkastijding is in de katholieke traditie een middel om de zondige neigingen van de mens te bedwingen of om boete te doen. Zij kan bestaan uit het plegen van handelingen die pijnlijk zijn voor het eigen lichaam of het zichzelf opleggen van beperkingen.

Zuivering
Zelfkastijding beoogt wat de Romeinen castitas noemden: 'geestelijke reinheid'. Het Nederlands woord 'kastijden' stamt volgens Van Dale Etymologisch Woordenboek immers af van het Latijnse castigare, dat 'tuchtigen', 'straffen', 'verbeteren' en 'bedwingen' betekent; castigare komt weer van castus, dat 'rein', 'kuis' en 'vroom' betekent. 

Meesteres van het lichaam
De Katholieke Encyclopaedie (KE) uit 1955 schrijft in het lemma Zelfkastijding: “Het lichaam heeft de functie ook de ziel te dienen en met haar een harmonisch geheel te vormen, waarin de lichamelijke neigingen aan de geest onderworpen moeten zijn en een strenge zelftucht eisen.” Wat opvalt is dat de auteur een dualistische opvatting van de mens lijkt te hebben, waarin het lichaam wordt onderscheiden van de ziel. De ziel wordt beschouwd als de meesteres van het lichaam. Zou het lichaam niet worden getuchtigd dan zou de mens zijn overgeleverd aan het kwaad, zo wordt gesuggereerd.

Pijnlijk en minder pijnlijk
Volgens de KE'55, gepubliceerd met kerkelijke toestemming, bestaat zelfkastijding niet alleen in handelingen zoals geseling, het dragen van boetegordels en haren kleden en het slapen op harde bedden. Ook lichte verstervingen vallen eronder. Gedacht moet worden aan het aannemen van oncomfortabele gebedshoudingen, verdragen van hitte en kou, vasten en onthouding.

Flagellanten
Al de door de KE'55 genoemde verstervingen moeten worden beoefend “volgens het oordeel van een ervaren geestelijke leidsman”. Dit werd eraan toegevoegd omdat het kerkelijk leergezag bevreesd was voor een al te extreme ascese. Die zou immers kunnen leiden tot spirituele hoogmoed en in het ergste geval ketterse eigenzinnigheid. Een voorbeeld van dat laatste is de fanatieke beweging van de Flagellanten (13de eeuw en later).

Boete
Zelfkastijding werd niet alleen beschouwd als zelftuchtiging maar ook als boete. De boetedoening had als doel om Christus na te volgen, die als het Lam van God al de zonden van de mensheid op zich genomen heeft. De boetvaardige gelovige deelt door de zelfkastijding in het lijden van Christus (vgl. Romeinenbrief 8,17). Een extreem voorbeeld van deze boetvaardigheid is de traditie van Goede Vrijdag op de Filipijnen, waar penitenten zich zelfs laten kruisigen.

Sint Paulus
Sint Paulus zou aan zelfkastijding hebben gedaan. In de Eerste Korinthiërsbrief staat: “Ik hard mijzelf en houd mij onder strikte tucht om niet, na voor anderen gepredikt te hebben, zelf verworpen te worden” (9,27; Willibrordvertaling). Sommigen menen dat hier echter geen sprake is van handelingen waarbij het lichaam opzettelijk werd gepijnigd, maar om ontzeggingen, zoals het vasten en het verdragen van allerlei ongemakken.

Sint Augustinus
Voor Sint Augustinus was zelfdiscipline belangrijk, maar het ging hem op de eerste plaats om matiging. Strenge ascese kon volgens hem immers leiden tot hoogmoed en zelfs genot. Vasten is voor hem een belangrijk middel tot zelftucht, die weer moet leiden tot spirituele waakzaamheid. Augustinus lijkt een enkele keer tot zelfkastijding op te roepen (sermo 205,1), maar het is onbekend of hij daarmee geseling op het oog had.

Heiligen
Van veel heiligen is bekend dat zij zichzelf hebben gekastijd. Voorbeelden zijn Johannes van het KruisRosa van Lima en de Pastoor van Ars. Zij geselden zichzelf en legden zichzelf zware lijfelijke beperkingen op. Bekend is het gebruik van een haren boetekleed door bijvoorbeeld paus Paulus VI en Moeder Teresa.

Goede Week
De uitgesproken tijd van zelfkastijding is de Veertigdagentijd en de Goede Week, waarin het lijden en sterven van Jezus Christus centraal staat. In Latijnse landen bestaat het gebruik dat boetelingen meelopen in de volksprocessies gedurende de Semana Santa. Nog steeds bestaan er plaatsen waar boetelingen blootsvoets door de straten gaan en aan autoflagellatie (zelfgeseling) doen.

Kloostertucht
Vóór het Tweede Vaticaans Concilie was zelfkastijding een normaal gebruik in kloosters, het hoorde bij de kloostertucht. Monniken en andere religieuzen hadden immers de gelofte van kuisheid afgelegd en waren meer dan andere christengelovigen verplicht om de “lichamelijke neigingen” te bedwingen. Zij geselden zichzelf meestal op vrijdagen. De zweep die daarbij werd gebruikt, werd 'discipline' genoemd. Na het concilie veranderde de visie op het kloosterleven. Niet langer stond het klooster tegenover de wereld en de ziel niet meer tegenover het lichaam. Het lichaam werd niet meer beschouwd als vat van zondige verlangens. Zelfkastijding raakte daarmee uit de tijd.

Opus Dei
Het is echter niet zo dat zelfkastijding geheel uit het katholieke geloofsleven is verdwenen. Nog steeds roept het kerkelijk leergezag op tot ascese, om daarmee bijvoorbeeld de deugd van kuisheid te bereiken. “Kuisheid veronderstelt een leerproces van zelfbeheersing, dat bestaat in een opvoeding van de menselijke vrijheid. Het alternatief is duidelijk: ofwel beheerst de mens zijn hartstochten en bereikt de vrede, ofwel laat hij zich erdoor beheersen en wordt ongelukkig”, aldus de Catechismus van de Katholieke Kerk (nr. 2339). Leden van de katholieke gemeenschap Opus Dei nemen dit ter harte door het gebruik van een zogeheten cilice om het bovenbeen. Dat is een band van metalen ringen, voorzien van naar binnen gekeerde haakjes.

Andere religies
Zelfkastijding komt ook buiten het christendom voor. Binnen de islamitische stroming van de Sji'a komt zelfkastijding voor op Asjoera, de afsluiting van de elfdaagse rouwperiode in de maand moeharram. Dan wordt de martelaarsdood van Imam Hoessein in 680 herdacht. Mannen kastijden zichzelf in processies tot bloedens toe om zich met Hoessein te vereenzelvigen.
In diverse stromingen binnen het hindoeïsme bestaan extreme vormen van zelfkwelling. Deze worden beoefend om de gunsten van goden te verkrijgen of om de geest van het sterfelijke lichaam te bevrijden.
Het boeddhisme wijst zelfkastijding in principe af. Boeddha zag zijn weg naar de verlichting als een Middenpad tussen de strenge ascese enerzijds en het lichamelijk genot anderzijds. In diverse Zen-scholen wordt het lichaam echter wel getraind om langdurige meditaties te kunnen volhouden.