In de vroege middeleeuwen was de aartsdiaken de plaatsbekleder van de bisschop. Hij had diocesane bestuursmacht en speelde een voorname rol tijdens pontificale plechtigheden. 

Eerste vermelding
Rond 370 werd voor het eerst melding gemaakt van een aartsdiaken: Sint Optatus van Milevum noemt in zijn werk tegen het donatisme de Carthaagse diaken Caecilianus archidiaconus. De heilige diaken Laurentius van Rome († 258) wordt door Sint Augustinus in een van zijn preken (Sermo 302,9) ook aartsdiaken genoemd. Dat bewijst echter niet dat hij die titel bij leven ook daadwerkelijk gevoerd heeft.

Bestuurder
In tegenstelling tot de aartspriester was de aartsdiaken vanaf de 5e eeuw de rechterhand van de bisschop in bestuurszaken. De aartspriester assisteerde de bisschop als eerste lid van het presbyterium in het pastoraat en in de liturgie.

Liturgische rol
Toen de rang van aartsdiaken net onder die van de bisschop viel, kreeg hij op den duur ook een voorname rol in de pontificale vieringen. Zo was het de aartsdiaken die bij wijdingsplechtigheden de wijdelingen aan de bisschop en het kerkvolk voorstelde.

Plaatsbekleder van de bisschop
Van oudsher was de opleiding van de jonge clerus aan de aartsdiaken toevertrouwd. Ook na de wijdingen werden de geestelijken, priesters incluis, onder het toezicht van de aartsdiaken geplaatst. Hij had zelfs de bevoegdheid hen te bestraffen. In de Ordo Romanus I (6e-7e eeuw) wordt de aartsdiaken expliciet vicarius episcopi ('plaatsbekleder van de bisschop') genoemd.

Choorbisschoppen
In het Westen waren er vanaf de 10e en 11e eeuw bisdommen die meerdere aartsdiakens hadden. Hun vermenigvuldiging viel samen met de afschaffing van het ambt der choorbisschoppen. Mogelijk oefenden aartsdiakens in het begin een functie voor heel het bisdom uit, maar zeker vanaf de 12e-13e eeuw kregen zij jurisdictie over een bepaald district van het diocees. Deze territoria werden aartsdiaconieën genoemd. In een aartsdiaconie bezat de aartsdiaken alle bisschoppelijke bevoegdheden behalve de wijdingsmacht.

Priester gewijd
Vanaf de 11e eeuw waren de aartsdiakens vaak niet alleen tot diaken gewijd maar ook tot priester. Naast de aartsdiakens wier wijdingsgraad tot de diaconale beperkt bleef, waren er ook die slechts de lagere wijdingen hadden ontvangen. Dit werd als een misstand beschouwd waartegen menige synode is opgetreden.

Verdwenen
In de 13e eeuw genoot het ambt van aartsdiaconaat het hoogste aanzien. Daarna verdween het ambt geleidelijk. Er kwamen andere diocesane bestuurders voor in de plaats: de vicaris-generaal, de officiaal en de kathedrale kapittelheren.

Anglicanisme
In de Anglicaanse Kerk is het ambt bewaard gebleven. Elk anglicaans diocees heeft één aartsdiaken. De bekleders van dit ambt behoren tot de hogere clerus.

Oosterse Kerken
In de oosterse kerken is er ook nog steeds sprake van de aartsdiaken. Daar is hij de voornaamste diaken van een diocees. Hij wordt gekozen uit de monnikenstand of de wereldlijke (gehuwde) clerus. Het is zijn taak om de bisschop te vergezellen op diens pastorale reizen en te assisteren tijdens de hiërarchicale liturgie, de eredienst waarin de residerende bisschop voorgaat. Een aartsdiaken moet worden onderscheiden van een protodiaken; dat is de eerste diaken van de clerus die aan een kathedraal of andere voorname kerk verbonden is.