Een ander woord voor clerus is geestelijkheid of geestelijke stand. Binnen het Volk Gods is de clerus de verzameling van alle gewijde bedienaren: diakens, priesters en bisschoppen.

Deel van iets groters
Het Latijnse woord clerus komt van het Griekse klèros, dat meerdere betekenissen heeft: erfdeel, losgescheurd deel, scherf, stuk steen of hout, lot. De term clerus verwijst naar iets dat als deel tot iets groters behoort. In de katholieke betekenis is de clerus een bepaalde groep gelovigen binnen de Kerk.

Clerici
De katholieke clerus bestaat tegenwoordig uit allen die het Sacrament van de Wijding hebben ontvangen. Dat zijn dus alle diakens, priesters en bisschoppen. Zij worden daarom clerici genoemd.

Kruinschering
Vóór het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) bestond er een ruimere definitie van de clerus. Het betrof toen allen die de kruinschering hadden ontvangen. Dat was een ritueel dat voorafging aan de Lagere Wijdingen. De schering van de kruin was een teken van overgave aan God; het werd gezien als een onderscheidingsteken. Clerici waren gelovigen die tot een andere stand behoorden. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft die opvatting bijgesteld. De kruinschering en de Lagere Wijdingen zijn voor de gewone Romeinse ritus afgeschaft. Clerici vormen ook geen aparte stand meer; clerici zijn gelovigen die gewijd zijn tot dienst aan het Volk Gods.

Romeinse Curie
Binnen de Romeinse Curie, het apparaat dat de paus bijstaat in zijn bestuur van de Universele Kerk, is er een dicasterium dat zich speciaal richt op de seculiere geestelijkheid: dat wil zeggen de diaken en priesters die tot een diocees behoren. Dat departement is de Congregatie voor de Clerus. Hoewel de bisschoppen ook tot de geestelijkheid worden gerekend bestaat er voor hen een apart dicaterium: de Congregatie voor de Bisschoppen.