De heilige Colette de Corbie (1381-1447) is de stichteres van de Orde van de Clarissen-Coletinen.

Afkomst
Nicolette Boëllet (ook gespeld als Boillet, Boilet of Boylet) werd op 13 januari 1381 geboren in Corbie, Picardië (Noord-Frankrijk) als dochter van Robert Boellet en Marguerite Moyon. Nicolettes vader was de timmerman van de beroemde benedictijnenabdij van Corbie. Volgens vroege levensbeschrijvingen baden Robert en Marguerite, gekweld door kinderloosheid, tot Sint Nicolaas. Toen Marguerite haar dochter op 60-jarige leeftijd had gebaard, noemden ze haar uit dankbaarheid Nicolette.

Roeping
Nicolette had al op vroege leeftijd een onweerstaanbaar religieus verlangen. Dat deed haar besluiten om zich als maagd aan God toe te wijden. Na een korte periode begijn te zijn geweest, trad ze toe tot de benedictinessen, maar ook dat bleek niet haar roeping te zijn. Toen besloot ze claris te worden, maar dat leven bleek tot haar grote teleurstelling niet radicaal genoeg. Vervolgens wendde ze zich tot de franciscaan Jean Pinet. Die gaf haar het kleed van de Derde Orde van Sint Franciscus, waarna ze vier jaar leefde als kluizenaarster onder toezicht van de abt van Corbie. In deze periode zou ze een verschijning hebben gehad van de heilige Franciscus van Assisi, die haar de opdracht zou hebben gegeven diens Tweede Orde (clarissen) te hervormen.

Erkenning van antipaus
Nicolette, die inmiddels Colette (Coleta in Latijnse vorm) werd genoemd, besloot haar roeping voor te leggen aan antipaus Benedictus XIII (Pedro Martínez de Luna y Pérez de Gotor), die door de Franse koning als rechtmatige opvolger van Sint Petrus werd erkend. Coleta trof Benedictus in Nice. In diens handen deed zij haar professie als claris. Vervolgens gaf de paus zich door middel van verscheidene bullen de volmacht om de clarissenorde te hervormen en nieuwe kloosters te stichten in de geest van de heilige Clara van Assisi. Ze keerde terug naar Corbie, waar ze volgelingen kreeg en haar eerste klooster stichtte.

Strenge observantie
Coleta zette haar hervormingswerk voort in Bourgondië en het bisdom Genève. Daarbij werd ze gesteund door gravin Blanche van Genève, Isabeau de Rochechouart (barones van Brissay) en haar biechtvader, de franciscaan Henricus van Beaume. Na een korte tijd vertrok ze naar Besançon, waar ze in 1410 een klooster stichtte. Haar zusters vestigden zich in die stad in een verlaten klooster van de urbanisten, clarissen die de regel volgden die in 1263 door paus Urbanus IV was goedgekeurd. Vanuit Besançon werden nog zestien kloosters gesticht volgens de nieuwe observantie. Die hield in: extreme armoede, ongeschoeidheid, boetedoening, vasten, onthouding en voortdurend gebed. De zusters van deze nieuwe orde werden later clarissen-coletinen genoemd.

Constituties
In 1430 schreef Coleta voor haar orde de Constituties, die vier jaar later werden goedgekeurd door Willem van Casal, de minister-generaal van de Orde der Minderbroeders, de eerste orde van Sint Franciscus. De hervormingsbeweging had zich inmiddels ook al verbreid naar Duitsland en Spanje. In 1458 werden de Constituties goedgekeurd door paus Pius II.

Gent
Ook in de Lage Landen was Coleta een bekende figuur geworden. In Gent hoopte men dat zij ook daar een klooster zou stichten. Zij gaf er gehoor aan en op 3 augustus 1442 arriveerde ze in Gent. Met financiële steun van hertog Filips III (de Goede) van Bourgondië, tevens landheer van Vlaanderen, en diens gemalin Isabella van Portugal, stichtte ze er het Monasterium Bethlehem. Daarna vertrok Coleta naar Besançon. Vier jaar later keerde ze terug naar Gent, waar ze op 6 december 1446 aankwam en op 6 maart 1447 overleed.

Relieken
Het stoffelijk overschot van Coleta lag lange tijd in een graf in de tuin van het klooster Bethlehem in Gent. Toen de Geuzen in 1577 het klooster verwoestten, sloegen de zusters op de vlucht en namen de relieken van Coleta mee. Nadat de Spanjaarden in 1584 het calvinistische Gent hadden ingenomen, konden de clarissen-coletinen klooster terugkeren. Vanaf toen rustte haar lichaam weer in Gent. In de 18e eeuw werd Vlaanderen bestuurd door de Oostenrijkse tak van het Huis Habsburg. In 1783 besloot keizer Jozef II, voorstander van het verlicht despotisme, alle kloosters op te heffen. De clarissen werden toen opnieuw gedwongen de relieken van hun stichteres op te graven. Dit keer werden ze overgebracht naar de kerk Saint-Hippolyte in Poligny (Jura), waar ze nog steeds rusten.

Canonisatie
Coleta werd op 23 januari 1740 door paus Clemens XII zalig verklaard en op 24 mei 1807 door Pius VII heilig verklaard. Haar feestdag werd 6 maart. Na de liturgiehervorming van de vorige eeuw werd deze verplaatst naar 6 februari. Alleen binnen de diverse franciscaanse orden wordt op deze dag haar liturgische gedachtenis gehouden.