In de Katholieke Kerk van het Westen wordt een bisschop diocesaan genoemd als aan hem de zorg van een bisdom (diocees) is toevertrouwd. In het bisdom geldt hij als de plaatsbekleder van Christus.

Lid van Bisschoppencollege
De Katholieke Kerk bestaat op universeel en op particulier niveau. De universele kerk wordt bestuurd door het Bisschoppencollege, dat wil zeggen: alle bisschoppen van de wereldkerk. Zij zijn de opvolgers van de Apostelen. Aan het hoofd van dit college staat de bisschop van het diocees Rome, oftewel de paus. Hij geldt als de opperherder van de universele kerk, een ambt dat hij altijd vrij kan uitoefenen. Tegenwoordig is het de paus die diocesane bisschoppen benoemt.

Hoofd van particuliere Kerk
Diocesane bisschoppen zijn de herders van de particuliere kerk. In het Westen heet een particuliere kerk bisdom of diocees, in het Oosten eparchie. Een diocesane bisschop is als lid van het Bisschoppencollege ook verantwoordelijk voor de zorg van de universele kerk. In de missiegebieden staat een lokale kerk direct onder het gezag van de Heilige Stoel. In dat geval is er geen sprake van een diocesane bisschop, maar van een apostolische vicaris. Wanneer een land eigen diocesane bisschoppen krijgt, dan is er sprake van de instelling van de 'bisschoppelijke hiërarchie' aldaar.

Bisschopszetel
Elk diocees is genoemd naar de stad waar zich de kathedraal bevindt. Dat is de diocesane hoofdkerk, waar zich de bisschopszetel (cathedra) bevindt. Zodra een bisschop die zetel tijdens een publieke plechtigheid in bezit neemt, gaat zijn ambt als diocesane bisschop officieel van start. Diocesane bisschoppen die de zetel van een bestaan aartsbisdom heten aartsbisschoppen

Titulaire bisschoppen
Alle leden van het Bisschoppencollege hebben de hoogste graad van het wijdingssacramentontvangen: de bisschopswijding (consecratio episcopalis). Naast diocesane bisschoppen zijn er titulaire bisschoppen. Alle titulaire bisschoppen dragen de titel van een voormalig (aarts)diocees. Hulpbisschoppen zijn titulaire bisschoppen die de diocesane bisschop bijstaan in zijn herderlijke taken. Ook prelaten die de bisschopswijding hebben ontvangen en werken voor de Romeinse Curie zijn titulair (aarts)bisschop.

Taken
Een diocesane bisschop heeft drie taken. Deze zijn afgeleid van het Drievoudige Ambt van Christus: Profeet, Koning en Priester.

  • Profetische taak. De diocesane bisschop heeft de verantwoordelijkheid om het Woord van God te prediken in zijn bisdom. Hij is daarom de eerste leraar, dat wil zeggen de voornaamste verkondiger en uitlegger van de katholieke doctrine. Om ervoor te zorgen dat het Evangelieoveral in zijn diocees verkondigd wordt, benoemt hij priesters, catechisten en andere medewerkers die in zijn naam optreden als leraar.
  • Koninklijke taak. Als herder van de particuliere kerk die aan zijn zorg is toevertrouwd, oefent hij drievoudige macht uit, uitvoerend, wetgevend en rechtsprekend. Voor zover het universele kerkrecht hem daartoe de mogelijkheid verleent, kan hij wetten dus uitvaardigen, moet hij wetten uitvoeren en treedt hij of zijn afgevaardigde als rechter op. De diocesane bisschop wordt in het diocesane bestuur bijgestaan door vicarissen. Voor de parochies benoemt hij pastoors en parochiebesturen die in zijn naam handelen.
  • Heiligende taak. Als drager van de hoogste graad van het priesterschap is hij verantwoordelijk voor de bediening van de sacramenten aan de gelovigen. Hij dient er op toe te zien dat de sacramenten op de juiste wijze worden toegediend en dat de liturgie volgens de voorschriften wordt gecelebreerd.

Andere verplichtingen
In de Westerse kerk heeft een diocesane bisschoppen tal van andere verplichtingen dan de reeds genoemde. Zo moet hij woonachtig zijn in het diocees waarvan hij de bisschop is, tenzij zijn taken als medebestuurder van de universele kerk hem nopen elders te verblijven, zoals de deelname aan een concilie. Verder heeft hij de plicht om in de sterke liturgische tijden en op de voornaamste hoogfeesten op te treden als hoofdcelebrant van de eucharistie in de kathedraal. Ook dient hij met een zekere regelmaat elk deel van het bisdom te bezoeken. Officieel moet de bisschop om de vijf jaar aan de Heilige Stoel verslag uitbrengen over de toestand van zijn diocees; dat gebeurt tijdens een ad-liminabezoek. Indien bisschoppen worden opgeroepen voor een synode of concilie, dan zijn ze verplicht om daaraan deel te nemen.

Vicarissen
Een diocesane bisschop wordt in het bestuur van zijn diocees altijd bijgestaan door een vicaris-generaal. Deze wordt door hemzelf benoemd. De vicaris-generaal (in sommige gevallen mogen er meerdere worden aangesteld) deelt in de uitvoerende macht van de bisschop. Als de praktijk dat vereist kan de bisschop ook priesters aanstellen die hem bestuurlijk representeren in een deel (territoriaal of categoriaal) van het bisdom; deze geestelijken worden bisschoppelijke vicarissengenoemd.

Hulpbisschop en coadjutor
Als dat wenselijk is kan een diocesane bisschop de paus verzoeken om een hulpbisschop te benoemen. Sommige grote bisdommen hebben wel vijf hulpbisschoppen. Een hulpbisschop moet aangesteld worden tot vicaris-generaal. Als de diocesane zetel vacant wordt, heeft de hulpbisschop niet het recht de diocesane bisschop op te volgen. Indien de Heilige Stoel dat wenselijk vindt kan er aan het bestuur van een bisdom een bisschop-coadjutor worden toegevoegd. Deze heeft wel recht van opvolging. Ook de bisschop-coadjutor dient door de diocesane bisschop aangesteld te worden tot vicaris-generaal.