In 2001 bracht paus Johannes Paulus II uit eigen beweging het document Sacramentorum sanctitatis tutela uit. Het handelt over vergrijpen tegen de heiligheid van de eucharistie en van de biecht en over seksuele vergrijpen van een clericus met een persoon jonger dan 18 jaar.

Gezag van de paus
Sacramentorum sanctitatis tutela is de naam van een apostolische brief van paus Johannes Paulus II, gedateerd op 30 april 2001. De brief werd motu proprio ('uit eigen beweging') uitgebracht. Dat wil zeggen dat de paus als soeverein hoofd van de Universele Kerk op eigen initiatief zijn kerkelijk gezag heeft laten gelden.

Bescherming sacramenten
Het document is genoemd naar zijn eerste woorden. Sacramentorum sanctitatis tutela betekent 'de bescherming van de heiligheid van de sacramenten'. Daarmee is meteen gezegd wat het doel is van deze pauselijke brief: door middel van kerkrechtelijke bepalingen de heiligheid van de sacramenten Eucharistie en Biecht beschermen.

Ernstige delicten
Met Sacramentorum sanctitatis tutela stelde Johannes Paulus II rechtsnormen betreffende ernstige delicten van een bepaalde aard vast. Deze misdrijven, zo kondigde de paus af, vallen voortaan exclusief onder de verantwoordelijkheid van de Congregatie voor de Geloofsleer. Het gaat hier om schending van de heiligheid van de eucharistie en het boetesacrament, maar ook om seksueel kindermisbruik door clerici.

Congregatie voor de Geloofsleer
De Congregatie voor de Geloofsleer is het hoogste tribunaal van zowel de Latijnse Kerk als de Oosterse Katholieke Kerken. De congregatie is een groep bisschoppen die onder leiding van een prefect het leergezag van de Paus uitoefent. Deze organisatie opereert in zijn naam. Ze behandelt zaken die de geloofsleer aangaan maar ook zaken die de morele orde van de Kerk betreffen. Johannes Paulus II stelt in Sacramentorum sanctitatis tutela duidelijk dat gerechtelijke uitspraken van de congregatie weliswaar in zijn naam worden gedaan, maar geen goedkeuring van de paus behoeven.

De misdrijven:
De misdrijven waar het in Sacramentorum sanctitatis tutela om gaat, zijn te verdelen in drie groepen:

  1. Vergrijpen tegen de heiligheid van de eucharistie;
  2. Vergrijpen tegen de heiligheid van de biecht;
  3. Seksuele vergrijpen van een clericus met een persoon jonger dan 18 jaar.

ad 1) Vergrijpen tegen de heiligheid van de eucharistie
Onder vergrijpen tegen de heiligheid van de eucharistie verstaat Johannes Paulus II dit:
a) Het wegwerpen of voor een heiligschennend doel wegnemen en bij zich houden van geconsacreerd brood (Hostie) of geconsacreerde wijn;
b) Het wagen of het simuleren van het opdragen van een Mis zonder priester gewijd te zijn;
c) Het concelebreren van de eucharistie met bedienaren van protestantse kerkgenootschappen;
d) Het consacreren van brood of wijn voor een heiligschennend doel.

ad 2) Vergrijpen tegen de heiligheid van de biecht
De vergrijpen tegen de heiligheid van het Sacrament van Boete en Verzoening zijn:
a) absolutio complicis; dit delict doet zich voor als een priester een biechteling absolutie geeft voor een seksuele handeling die met de biechtvader zelf bedreven is.
b) sollicitatio; dit doet zich voor als een biechtvader de biechteling aanzet tot seksuele handelingen. Dit vergrijp is slechts dan voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer als de biechtvader zelf partner is in de door hem aangezette daad.
c) Het direct of indirect schenden van het “sacramentele zegel”; bedoeld is het Biechtgeheim, dat volgens het canoniek recht absoluut is.
d) Het met ieder technisch apparaat opnemen van datgene wat in een biechtgesprek is gezegd. Ook de uitzending door media van biechtgesprekken is hier bedoeld. Let wel: op basis van deze bepaling is biechthoren via het internet verboden.

ad 3) Seksuele handelingen met minderjarigen
In een afzonderlijk artikel (art. 4) noemt Johannes Paulus II het vergrijp “tegen het Zesde Gebod van de Decaloog [Tien Geboden, red.] gepleegd door een clericus met een minderjarige jonger dan 18 jaar”. Bedoeld is het verrichten van seksuele handelingen. Deze bepaling betekent dat alle gevallen van seksueel misbruik van kinderen door clerici voortaan rechtstreeks in behandeling worden genomen door 'Rome'.

Verjaringstermijnen
Artikel 5 van het document bepaalt dat alle voor de Congregatie voor de Geloofsleer gereserveerde delicten een verjaringstermijn van 10 jaar hebben. Voor gevallen van seks met minderjarigen gaat die termijn pas in op de dag dat het kind 18 jaar wordt.

Rol van een plaatselijk bisdom in het strafproces
In deel II van het document worden de normen van het strafproces vastgesteld. Wat daarbij opvalt is het volgende. De genoemde delicten zijn weliswaar voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer, maar dat betekent niet dat alle strafprocessen ook door 'Rome' worden gevoerd. In eerste instantie is het de bedoeling dat de congregatie het plaatselijke bisdom opdraagt het proces zelf te voeren.

Rol van de Congregatie
In artikel 13 wordt het begin van de procedure beschreven. “Zodra de ordinarius of de hiërarch [de plaatselijke kerkelijke autoriteit] het bericht ontvangt dat er een [voor 'Rome'] gereserveerd delict gepleegd is en het erop volgend vooronderzoek afgerond is, moet hij contact op nemen met de Congregatie voor de Geloofsleer. Die licht vervolgens de ordinarius of de hiërarch in over welke stappen er verder moeten worden ondernomen (..).” In artikel 14 staat echter dat het voor een bisdom ook mogelijk is zonder eigen vooronderzoek de zaak direct door te verwijzen naar 'Rome'.

Procedures
Wat volgt is een technische opsomming van juridische procedures inzake de bescherming van de beschuldigende partij, veroordelingen, straffen en hoger beroep. Daarbij wordt herhaaldelijk verwezen naar de Codex van de Latijnse Kerk en naar die van de Oosterse Katholieke Kerken. Daar wordt duidelijk gesteld dat in geval van schuldigspreking de aangeklaagden bijna altijd geëxcommuniceerd moeten worden.

Verwijdering uit de geestelijke stand
Opmerkelijk is artikel 17. Daarin staat dat genoemde delicten altijd in een rechtszaak behandeld moeten worden. Dat neemt niet weg dat hangende het proces de Congregatie voor de Geloofsleer de paus kan verzoeken de aangeklaagde clericus uit de geestelijke stand te zetten. Ook is het mogelijk dat de plaatselijke bisschop of kloosteroverste indien die van mening is dat de aangeklaagde uit de geestelijke stand moet worden gezet, dit aan 'Rome' voorlegt zodat de paus onmiddellijk kan ingrijpen. Door deze bepaling kan voorkomen worden dat hangende het proces misbruikplegers in de hoedanigheid van kerkelijke ambtsdragers verder kunnen gaan met hun misbruik.

Geheimhouding
In artikel 25, het op één na laatste, wordt de geheimhouding behandeld. Bepaald wordt dat rechtszaken voor aan Rome voorbehouden delicten onderworpen zijn aan het Pauselijk Geheim, vroeger, onder de Codex van 1917, bekend als het Geheim van het Heilig Officie. Van het Geheim van het Heilig Officie is sprake in het geheime Vaticaanse document Crimen sollicitationis van 1962. Op het schenden van het pauselijk geheim staan zware straffen. In Crimen sollicitationisstaat er automatische excommunicatie op. Echter, in Sacramentorum sanctitatis tutela wordt daar van afgeweken. Er staat dat een ieder die het pauselijk geheim opzettelijk of door ernstige onzorgvuldigheid schendt, alleen gestraft wordt als erover geklaagd wordt door hen die door de schending schade hebben opgelopen.