De Decaloog of Tien Geboden zijn volgens de Heilige Schrift de hoogste goddelijke voorschriften geopenbaard aan het volk Israël. Zij hebben volgens de christelijke leer een universele geldigheid.

Het woord ‘decaloog’ is ontleend aan de Septuaginta, de Griekse Bijbelvertaling. Het komt van deka (= ‘tien’) en logoi (= ‘woorden’). In de Bijbelboeken Exodus en Deuteronomium staat dat JHWH deze “tien woorden” aan zijn uitverkoren volk Israël gaf.

Berg Horeb
De openbaring van de Decaloog geschiedde op de berg Sinaï (of Horeb) aan de profeet Mozes. In de Tora staat dat God deze woorden “met zijn eigen vinger” (Ex. 31,18)(Deut. 5,22) schreef, in tegenstelling tot de andere voorschriften, die door Mozes werden opgetekend.

Volle betekenis
Joden en christenen geloven dat de Decaloog Gods woorden bij uitstek zijn. Volgens de christelijke leer is de volle betekenis van de Tien Woorden door Jezus Christus in het Nieuwe Verbond geopenbaard.

Uittocht
Om de Decaloog te begrijpen moeten we ze eerst plaatsen in het kader van de Uittocht uit Egypte, het grote verlossende optreden van God, dat het middelpunt is van het Oude Verbond. Of de ‘woorden’ nu geformuleerd zijn als negatieve voorschriften, als verboden, of als positieve geboden (bijvoorbeeld: ‘Eer uw vader en uw moeder’), steeds geven zij de voorwaarden aan om een leven te leiden dat bevrijd is van de slavernij van de zonde. De decaloog is een weg ten leven:

Als gij Jahwe uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden, voorschriften en bepalingen nakomt, dan zult gij leven en talrijk worden (Deut. 30,16).

Deze bevrijdende kracht van de Tien Geboden blijkt onder meer uit het gebod van de sabbatrust, dat eveneens van toepassing is op vreemden en slaven:

Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte en dat Jahwe uw God u met sterke hand en uitgestrekte arm uit dat land heeft geleid. (Deut. 5,15)

Twee stenen platen
De Decaloog is de samenvatting en de verkondiging van de wet van God: "Deze woorden heeft JHWH op de berg met luider stem tot heel het vergaderde volk gesproken uit het vuur en de donkere wolk. Hij heeft daar niets meer aan toegevoegd. Hij heeft ze op twee stenen platen gegrift en die aan mij ter hand gesteld", zegt Mozes (Deut. 5,22). Daarom worden deze twee tafels “de verbondsakte” genoemd (Ex. 25,16). Zij bevatten inderdaad de bepalingen van het verbond, gesloten tussen God en zijn volk. Deze “platen (tafels) van het verbond” moeten worden opgeborgen in ‘de ark’, de gouden kist die stond in het Heilige der Heiligen.

Theofanie
De Decaloog is volgens de Heilige Schrift door God uitgesproken bij een theofanie of Godverschijning – “Op de berg, midden in het vuur heeft JHWH van aangezicht tot aangezicht met u gesproken” (Deut. 5, 4). Het geven van de Decaloog en van de Tora maakt deel uit van het verbond dat God met zijn volk heeft bezegeld.

Verbond
Volgens het boek Exodus werd de openbaring van de Decaloog aan het volk geschonken tussen het aanbod van het verbond en het sluiten ervan, nadat het volk zich ertoe verbonden had alles te doen wat de Heer bevolen had en er ook aan te gehoorzamen. De Decaloog wordt pas meegedeeld na een verwijzing naar het verbond. De geboden krijgen hun volle betekenis binnen het verbond. Volgens de Schrift vindt het zedelijk handelen van de mens zijn volle betekenis in en door het verbond. Het eerste van de Tien Woorden herinnert aan de oorspronkelijke liefde van God voor zijn volk: “Ik ben JHWH, uw God, die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis” (Ex. 20,2)(Deut. 5,6).

Geboden
De geboden in de strikte zin van het woord komen op de tweede plaats; ze laten ons zien wat het inhoudt aan JHWH toe te behoren in een relatie zoals die door het verbond geschapen werd. Het morele leven is een antwoord op het liefdevol initiatief van JHWH. Het betekent erkentelijkheid, hulde en dankzegging aan God. Het morele leven betekent ook medewerking aan de plannen die God in de geschiedenis wil verwezenlijken.

'Ik' en 'Gij'
Dat God volgens de joodse en christelijke leer een verbond en een dialoog met de mens aangaat, blijkt ook nog uit het feit dat alle geboden grammaticaal in de eerste persoon gesteld zijn (“lk ben de Heer...”) en zich richten tot een andere persoon (“Gij...”). In alle geboden van God wordt een persoonlijk voornaamwoord in het enkelvoud gebruikt om de aangesproken persoon aan te duiden. God laat op die wijze zijn wil kennen aan het gehele volk, maar tevens aan ieder persoonlijk:

Decaloog in de Kerk
Trouw aan de Schrift en in overeenstemming met het voorbeeld van Jezus, heeft de kerkelijke overlevering aan de Decaloog een uiterst belangrijke betekenis toegekend. De Tien Geboden hadden een overwegend aandeel in het geloofsonderricht van de toekomstige dopelingen en de gelovigen. In de loop van de 15de eeuw ontstond de gewoonte om de geboden van de Decaloog positief te formuleren en in verzen weer te geven om ze gemakkelijk te kunnen onthouden. Deze vorm wordt nog steeds aangewend bij het leren van de Tien Geboden. De catechismussen van de Kerk hebben de christelijke moraal vaak in de volgorde van de ‘Tien Geboden’ uiteengezet.

Nummering
De indeling en de nummering van de geboden is in de loop van de geschiedenis wel eens gewijzigd. Deze Catechismus van de Katholieke Kerk volgt de indeling van de geboden zoals de heilige Augustinus die heeft vastgelegd en zoals ze in de Katholieke Kerk traditioneel is geworden. De lutherse belijdenissen volgen dezelfde indeling. De Griekse Kerkvaders kennen een enigszins andere indeling, die in de Orthodoxe Kerken en in de gereformeerde gemeenten wordt gebruikt.

Naastenliefde
De Tien Geboden verwoorden datgene wat de liefde tot God en tot de naaste van de mens vereist. De eerste drie geboden handelen meer over de liefde tot God en de zeven andere over de liefde tot de naaste.

Verplichting
Het Concilie van Trente leert dat de christenen de Tien Geboden moeten onderhouden en dat ook de gerechtvaardigde mens daartoe verplicht is. Het Tweede Vaticaans Concilie bevestigt dat: “Als opvolgers van de apostelen ontvangen de bisschoppen uit de handen van de Heer (...) de zending om alle volkeren te onderwijzen en aan alle schepselen het Evangelie te verkondigen, opdat alle mensen, door het geloof, het doopsel en het onderhouden van de geboden, de zaligheid zouden verwerven.”

Ondeelbaar geheel
De Decaloog vormt één ondeelbaar geheel. Elk van de ‘woorden’ verwijst naar ieder ander en naar allen samen; zij veronderstellen elkaar. De twee tafels verduidelijken elkaar: zij vormen een organische eenheid. Een gebod overtreden betekent ook tegenover alle andere tekortschieten. Men kan zijn naaste niet eren zonder ook zijn Schepper te loven. Men kan God niet aanbidden zonder alle mensen, zijn schepselen, te beminnen. De Tien Geboden verenigen het theologale en sociale leven van de mens.

Natuurwet
De Tien Geboden maken deel uit van de goddelijke openbaring, maar ze tonen volgens de joodse en christelijke leer ook de door God bedoelde humaniteit van de mens. Zij stellen de essentiële plichten in het licht en indirect ook de fundamentele rechten die onlosmakelijk met de natuur van de menselijke persoon verbonden zijn. De Decaloog bevat volgens een groot aantal kerkelijke theologen een bevoorrechte uitdrukking van de Natuurwet.

Rede en geweten verduisterd
Hoewel de voorschriften van de Decaloog toegankelijk zijn voor de rede alleen en klinken door de stem van ons zedelijk geweten, zijn zij geopenbaard. Want om een volledige en zekere kennis van de verplichtingen van de natuurwet te verkrijgen had de zondige mensheid behoefte aan deze openbaring: “Omwille van de verduistering van de rede en de ontsporing van de wil van de mens in de staat van zonde, was een duidelijke verklaring van de geboden van de Decaloog noodzakelijk geworden”, schrijft Sint-Bonaventura (In libros Sententiarum 4,37,1,3).

Gegrift in de harten
De Kerk leert dat de Tien Geboden de fundamentele plichten van de mens tegenover God en tegenover zijn naaste uitdrukken. Daarom brengen ze, in hun oorspronkelijke inhoud, zware verplichtingen aan het licht. Zij zijn volgens de kerkelijke leer fundamenteel onveranderlijk en gelden dus altijd en overal: “De Tien Geboden zijn door God in het hart van de mensen gegrift” (Catechismus van de Katholieke Kerk, 2072).

bron: Catechismus van de Katholieke Kerk, editie 1997