Geografisch is een woestijn een gebied waar grote droogte heerst en dientengevolge weinig groeit. In de christelijke spiritualiteit is de woestijn een metafoor voor geestelijke dorheid, beproeving en loutering.

Drie soorten
In het Oude Testament worden drie Hebreeuwse termen gebruikt die met woestijn of wildernis kunnen worden vertaald: arabamidbar en jesjimoon. Het eerste woord duidt op een kaal gebied, waar de zon overdag al het leven lijkt te verzengen. Midbar wordt vaak vertaald met steppe. Een midbar is in tegenstelling tot een steppe echter niet vlak; het heeft bergen en ravijnen. Jesjimoon staat voor een gebied vol zand, stenen en dorre struiken. De drie woorden worden soms als synoniemen gebruikt en soms om een onderscheid aan te brengen.

Exodus
Na de exodus uit Egypte verkeerde het volk Israëls veertig jaar in de woestijn, zo staat er geschreven. Hiermee zijn diverse woestijnen op het schiereiland van de Sinaï bedoeld, die van Sur, van Sin (vlakte van El-Markha) en van Paran.

Woestijn van Judea
Zowel in het Oude Testament als in de Evangeliën is sprake van de Woestijn van Judea. Sinds de Romeinse tijd wordt daarmee het gebied bedoeld dat zich uitstrekt van de heuvels van Judea aan de westkant en de Dode Zee en de Jordaan aan de oostkant. Het bestaat vooral uit kalksteengronden. Een groot deel ervan is op bepaalde tijden van het jaar geschikt voor het weiden van klein vee. De Jordaanvallei, die in de Woestijn van Judea ligt, is in het Hebreeuws een araba.

Johannes
In het boek Jesaja staat de volgende profetie:
Luid klinkt een stem in de woestijn:
'Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden!' (Js 40:3, Nieuwe Bijbelvertaling)
Volgens Marcus en Mattheüs is dit vers van toepassing op Johannes de Doper. Van hem wordt gezegd dat hij optrad in de Jordaanvallei.

Jezus in de woestijn
De Synoptici vertellen dat Jezus na zijn doop door Johannes naar de woestijn ging:
De Geest dreef Hem weg, recht de woestijn in.
Hij bleef in de woestijn, veertig dagen, op de proef gesteld door de satan.
Hij was in gezelschap van de wilde dieren,
en de engelen stonden Hem ten dienste. (Mc 1: 12-14, Willibrordvertaling)

Jezus' verblijf van veertig dagen in de woestijn is een duidelijke allusie op de woestijnreis van het volk Israëls vanaf de Rode Zee naar het Beloofde Land. Evenals Israël werd Jezus in de woestijn zwaar op de proef gesteld. Na zijn woestijnervaring vertrok Jezus naar Galilea, alwaar hij begon met de prediking van het Rijk Gods.

Woestijnvaders
In de derde eeuw sprak het verhaal van Jezus' verblijf zo tot de verbeelding, dat een aantal gelovigen in Egypte besloot om als kluizenaar in de woestijn te gaan leven. Zo wilden zij Jezus in diens geestelijke strijd navolgen. Deze zogeheten Woestijnvaders (o.a. Paulus van Thebe, Antonius Abt, Pachomius) stonden aan het begin van het christelijke kloosterleven.

Geestelijke strijd
De woestijn is in de christelijke spiritualiteit een metafoor geworden voor de geestelijke strijd die een christen moet leveren om van zondige verlangens bevrijd te worden en de verlichting te bereiken.