Constantinopel was meer dan duizend jaar lang de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk en het centrum van het Oosters Christendom. in 1453 werd de stad aan de Bosporus veroverd door de islamitische Osmanen. Sinds 1930 heet de stad Istanbul.

Constantijn
De naam Constantinopel komt van het Griekse Konstantinoupolis, dat letterlijk 'Stad van Constantijn' betekent. Constantinopel werd gesticht door keizer Constantijn de Grote (ca. 285-337). Toen hij alleenheerser van het gehele Romeinse Rijk geworden was, besloot hij de oude stad Byzantium aan de Bosporus om te vormen tot de nieuwe hoofdstad van het imperium.

Nieuw Rome
Constantijn noemde de stad Nova Roma ('Nieuw Rome'). De bouw van de stadsmuren begon in 326. Vier jaar later werd Nova Roma ingewijd en omgedoopt tot Constantinopel. Het stadsplan van Constantinopel was geënt op het oude Rome. De stad was ingedeeld in twaalf regiones, beschikte over een Capitool, diverse fora, een circus en een senaat.

Concilies
In 381 was Constantinopel het toneel van het tweede Oecumenische Concilie. Keizer Theodosius I had tot deze bisschoppenvergadering besloten vanwege een ketterij die de Godheid van de Heilige Geest loochende. Het concilie kwam bijeen in het keizerlijk paleis en werd voorgezeten door de heilige Gregorius van Nazianze. De bisschoppen formuleerden nagenoeg eensgezind een geloofsbelijdenis, die nog steeds in de Mis op zondagen en hoogfeesten als het Credo gezongen wordt. Een ander resultaat van dit concilie werd vastgelegd in de derde canon. Daarin stond: "De bisschop van de stad Constantinopel moet het ereprimaat bezitten na de bisschop van Rome, omdat zij het nieuwe Rome is." Deze bepaling werd echter afgekeurd door de legaten van paus Damasus I. In Constantinopel zouden nog drie Oecumenische Concilies worden gehouden, in 553, in 680 en in 869.

Hoofdstad Oost-Romeinse Rijk
Toen Theodosius in 395 stierf werd het Romeinse Rijk gesplitst in een westelijk rijk en een oostelijk rijk. Constantinopel werd de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, dat sinds de 17e eeuw ook wel wordt aangeduid met Byzantijnse Rijk. Na de dood van Theodosius maakten de Oost-Romeinse keizers van Constantinopel een van de mooiste steden ter wereld. Vooral keizer Justinianus (483-565) verfraaide de stad met grootse bouwwerken. Het beroemdste is de kathedraal toegewijd aan de Heilige Wijsheid, beter bekend onder de naam Hagia Sofia. Deze kerk was het centrum van het Griekse christendom omdat er de zetel van de voornaamste patriarch van het Oosten stond.

Iconen
Constantinopel was eeuwenlang de grootste stad van Europa. Rond 500 werd het aantal inwoners op een half miljoen geschat. In 541 werd de stad echter geteisterd door de builenpest. Bij deze epidemie zouden meer dan de helft van alle inwoners gestorven zijn. Ondanks deze ramp was de zesde eeuw voor Constantinopel een gouden eeuw. In deze tijd werd de stad een centrum van cultuur en spiritualiteit. De belangrijkste uiting daarvan waren de Byzantijnse iconen, vaak vervaardigd door monniken en andere asceten.

Iconoclasme
In 717 werd Leo III keizer van het Oost-Romeinse Rijk. Zijn heerschappij zou grote gevolgen hebben voor de Byzantijnse kunst. Terwijl hij voortdurend oorlog voerde met Arabieren en andere volkeren, kon hij toch begrip opbrengen voor de kritiek die zijn vijanden op de in hun ogen heidense iconenverering hadden. Om die kritiek te laten verstommen besloot hij Constantinopel te zuiveren van beelden. Een vernietigende storm tastte de vele iconen en andere schilderingen in de vele godshuizen van de stad aan. Iedereen die weerstand bood, liet de keizer wreed straffen. Het Iconoclasme werd veroordeeld op het Tweede Concilie van Nicea van 787, maar het zou nog tot 843 duren dat iconenverering in het Oosten gevaren met zich meebracht. In maart 843 liet keizerin-regentes Theodora een synode bijeenroepen waarin de Byzantijnse bisschoppen de bepalingen van Nicaeanum II nogmaals bekrachtigden. Dit historische feit wordt in de Byzantijnse Ritus jaarlijks herdacht op het Feest van de Overwinning van de Orthodoxie.

Verhouding paus en patriarch
Het Concilie van Chalcedon van 451 had bepaald dat het bisdom Constantinopel als patriarchaatjurisdictie had in heel het Oost-Romeinse Rijk. Dat betekende dat de patriarch van Constantinopel een hogere rang kreeg dan de patriarchen van Alexandrië, Antochië en Jeruzalem. Als patriarch van het Nieuwe Rome zou hij dezelfde eer moeten krijgen als de paus, de patriarch van het Oude Rome, die overigens als opvolger van Petrus wel de primaat bleef. Paus Leo de Grote weigerde deze bepaling tot irritatie van de Griekse kerken te aanvaarden. In de eeuwen daarna werd de verhouding tussen de paus en de patriarch van Constantinopel steeds slechter. Uiteindelijk zouden de verstoorde verhoudingen leiden tot het Grote Schisma van 1054.

Schisma
De politieke aanleiding tot het schisma was het vraagstuk van de heerschappij over Zuid-Italië. De Noormannen hadden daar een aantal Byzantijnse gebiedsdelen weten te veroveren. Keizer Constantijn IX en Argyros, zijn plaatsbekleder in zuid-Italië, hadden de militaire hulp van de paus ingeroepen om gezamenlijk tegen de Noormannen te strijden. De patriarch van Constantinopel, Michael Kerullarios, moest echter met lede ogen aanzien dat de paus door de militaire alliantie zijn kerkelijke jurisdictie uitbreidde naar de Byzantijnse gebieden in Zuid-Italië. De patriarch voelde zich in zijn gezag aangetast en nam tegenmaatregelen. In 1053 liet hij alle Latijnse kerken in Constantinopel sluiten en verdreef hij de monniken die de Byzantijnse Ritus niet wilden aannemen. Michael Kerullarios dreef het conflict verder op de spits door theologische meningsverschillen met de Latijnen erbij te betrekken. Zo haalde hij de kwestie van het Filioque naar boven. Ook veroordeelde hij het Latijnse gebruik om ongedesemd brood voor de Eucharistie te gebruiken en het in het Westen geldende priestercelibaat.

Banvloek
De paus reageerde door een delegatie onder leiding van kardinaal Humbert van Silva te sturen. De keizer had zich bereid getoond met de delegatie te onderhandelen maar de patriarch weigerde categorisch met de afgevaardigden te spreken. De pauselijke afgevaardigden ontstaken daarop in woede en vaardigden een excommunicatiebul over de patriarch en zijn aanhangers uit. Op 16 juli 1054 begaven de gezanten zich naar de Hagia Sofia, de kathedraal van Constantinopel. Bij binnenkomst was het kerkvolk verenigd voor de eucharistie. Kardinaal Humbert legde de bul onder luid protest van clerus en volk op het altaar. Patriarch Michael Kerullarios sprak op zijn beurt de banvloek over de paus uit. Ofschoon latere concilies getracht hebben de eenheid tussen Rome en Constantinopel te herstellen zijn de twee kerken tot op de dag van vandaag van elkaar verwijderd.

Kruistochten
Op 19 augustus 1071 versloeg de islamitische Seldsjoeken-sultan Alp Arslan het Byzantijnse leger bij Manzikert aan het Vanmeer. Keizer Romanos IV werd door de Seldsjoeken (ook aangeduid als Turken) gevangengenomen en vernederd. Constantinopel werd nu direct in haar bestaan bedreigd, wat leidde tot paniek in de hele christelijke wereld. Het zou de aanleiding worden tot de Kruistochten, omdat de Latijnen door de Byzantijnse nederlaag tot het besef kwamen dat de Seldsjoeken ook Jeruzalem, en dus ook het Heilig Graf, hadden ingenomen.

Plundering door kruisvaarders
De Kruistochten werden ondernomen om het Heilig Land in christelijke handen te krijgen. Constantinopel zou er niets dan onheil aan over houden. Niet alleen werd de stad voortdurend door Turkse legers bedreigd, ook de Westerse kruisvaarders toonden geen enkel respect voor dit nieuwe Rome. Het Grote Schisma had aangetoond dat de Latijnen en de Grieken politiek, cultureel en mentaal ver van elkaar verwijderd raken. Het dieptepunt in hun relatie werd bereikt met de plundering van Constantinopel in april 1204 door kruisvaarderstroepen. Zij werden opgehitst door Venetianen, die er belang bij hadden hun concurrent Constantinopel duurzaam te verzwakken. Bij de plundering werden vele Byzantijnse kostbaarheden geroofd, vrouwen verkracht en kerken ontheiligd. Een kroniekschrijver meldt dat dronken soldaten de zijden wandkleden van de muur trokken, iconen vernietigden, uit miskelken dronken, op de altaren dobbelden en een Franse hoer op de zetel van de patriarch plaatsten.

Latijnse keizerrijk van Byzantium
Op 16 mei 1204 installeerden de kruisvaarders in de Hagia Sofia de Frankische graaf Boudewijn van Vlaanderen tot keizer. Vijftig jaar lang zou Byzantium het Latijns keizerrijk Romania zijn. De geestelijkheid van Constantinopel moest een eed van gehoorzaamheid aan de Latijnse Kerk afleggen. Daardoor groeide de afkeer van de Byzantijnen voor de westerse overheersers en werd de afstand tussen de twee Kerken die door het schisma was ontstaan alleen maar groter. In 1261 wist de Byzantijnse familie Palaeologos de heerschappij echter over te nemen. Het Huis Palaeologos zou tot aan de val in 1453 blijven regeren en was daarmee de langst zittende dynastie in Constantinopel.

De Val van Constantinopel
Op 29 mei 1453 kwam er een einde aan het Oost-Romeinse Rijk met de verovering van Constantinopel door de Ottomaanse sultan Mehmed II. De Ottomanen, of liever de Osmanen − naar de stichter van deze Turkse stam, Osman I − waren de opvolgers van de Seldsjoeken. Mechmed II was een absoluut heerser en werd beschouwd als kalief oftewel beschermer en heer van de wereldwijde moslimgemeenschap. Constantinopel werd daardoor als hoofdstad van het Osmaanse rijk een centrum van islamitische cultuur. Mehmed II en zijn opvolgers gaven aan joden en christenen in het rijk een aparte status. Aan de patriarch van Constantinopel verleende hij het privilege om recht te spreken over de leden van de christelijke gemeenschap.

Multicultureel
Dankzij de sultans raakte de stad uit de diepe economische en culturele crisis die het resultaat was van de plundering van 1204 en de voortdurende aanvallen van de Turken. Kerken werden gerestaureerd en met toevoeging van minaretten omgebouwd tot moskees. De Osmanen lieten nieuwe stadswijken bouwen en bevorderden de handel. Rond het jaar 1600 overschreed de stad het inwonersaantal van een half miljoen in het jaar 500. Volgens schattingen woonden er in 1600 ongeveer 600.000 mensen in de stad die de Turken met Stamboul of Istanbul aanduidden, mogelijk afgeleid van het Griekse eis tin Polin ('naar de Stad'). Toch bleef ze officieel Konstantiniyye (Turks voor 'Constantijns stad') heten. Constantinopel werd een multiculturele stad. Het merendeel van de inwoners was Turk en moslim, maar zeker een kwart was Byzantijns en sprak Grieks. Ook woonden er minderheidsgroepen als Joden en Armeniërs.

Turkije
Met de Eerste Wereldoorlog kwam er een eind aan het Osmaanse Rijk. In 1923 stichtten Turkse nationalisten de moderne republiek Turkije en was niet langer Constantinopel maar Ankara de hoofdstad. Na vijf eeuwen moslimoverheersing besloot de nieuwe regering onder leiding van Mustafa Kemal Atatürk dat godsdienst en staat voortaan strikt gescheiden moesten worden. Voor de Byzantijnse christenen brak een moeilijke tijd aan. Onder de Osmanen hadden ze enige vorm van zelfbeschikking. Onder het nieuwe bewind, dat bovendien in oorlog was met Griekenland, werden de Byzantijnse christenen gewantrouwd omdat ze een gevaar waren voor de nationale eenheid van het nieuwe Turkije.

Istanbul
De naam Constantinopel werd in 1930 door de Turken gewijzigd in Istanbul. De stad telt thans meer dan 13 miljoen geregistreerde inwoners. Het heeft veel van zijn multiculturele en multi-etnische karakter verloren. Toch bevindt zich in Istanbul nog steeds de zetel van de Oecumenische Patriarch van Constantinopel. Ook is de Armeens-orthodoxe Patriarch van Istanbul en Turkije er gevestigd.