Een exorcist is iemand die in naam van Jezus kwade geesten uitdrijft. In de Evangeliën treedt Jezus zelf als exorcist op. Zo bevrijdde hij Maria Magdalena van zeven demonen. Na de Verrijzenis werden mensen die in Jezus geloofden in staat gesteld om in zijn naam duivels uit te drijven. Later werd onder leiding van de Kerk het exorcisme geïnstitutionaliseerd: voortaan werd iemand tot exorcist gewijd. De wijding behoorde tot de zogenoemde Lagere Wijdingen, die door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werden afgeschaft. Thans is een exorcist een priester die speciaal door een bisschop is aangesteld. Aan deze priester worden hoge eisen gesteld, omdat het uitdrijven van boze geesten gevaarlijk is.

 

Bezweerder
'Exorcist' komt van het Griekse woord εξορκιστης (exorkistès). Het betekent 'bezweerder' en is afgeleid van exorkos, dat letterlijk 'onder ede' betekent. De oorspronkelijk betekenis van het werkwoord exorkidzein is dan ook 'beëdigen' of 'bezweren'. In het christelijk Grieks van de eerste eeuw kreeg het de betekenis die het nu nog steeds heeft: het uitdrijven van duivelse krachten. Volgens de specifiek christelijke leer is een exorcist iemand die in naam van Jezus Christus een exorcisme uitspreekt.

In de naam van Jezus
In het Nieuwe Testament komt het woord exorkistès alleen voor in het boek Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 19, vers 13. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) vertaalt de passage aldus: 'Ook enkele rondtrekkende Joodse geestenbezweerders probeerden boze geesten uit te drijven door het uitspreken van de naam van de Heer Jezus.' Het bezweren van geesten kwam in de joodse godsdienst ook voor, maar het was nieuw dat dit gebeurde in de naam van Jezus.

Boze geest valt exorcisten aan
Het vervolg van de genoemde passage uit Handelingen leert ons iets wezenlijks over het christelijk exorcisme: als de exorcist niet goed is toegerust, wordt hij door het kwade aangevallen. 'De bezweerders zeiden tegen de geesten: 'Ik bezweer jullie bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!' Deze ongedoopte exorcisten, vermoedelijk tovenaars, hadden gehoord dat boze geesten op de vlucht sloegen bij het horen van de naam Jezus. Het verhaal vervolgt: Maar de boze geest gaf hun ten antwoord: "Jezus ken ik, en Paulus ook, maar wie zijn jullie" De man die door de boze geest bezeten was, sprong op hen af en ging hen met zo veel geweld te lijf dat ze naakt en gewond uit het huis wegvluchtten.' (19:14-15).

Geloof vereist
Zoals uit de bovenstaande passage blijkt is het niet voldoende om enkel de naam Jezus te gebruiken. In dat geval zou het Jezus-exorcisme een kwestie van magie zijn. De naam Jezus zou dan goed werken als deel van een toverspreuk. Maar tovenarij staat haaks op het Evangelie. Daarom is vereist dat de bezweerder die Jezus' naam gebruikt, ook echt in Jezus gelooft en door het Doopsel met Hem is verenigd. Als dat niet het geval is, zo blijkt uit de aangehaalde bijbeltekst, keert de bedreigde demon zich tegen de exorcist.

Jezus als exorcist
Het geloof in Jezus als Verlosser, in de zin van verlosser uit de greep van het kwaad, stoelt op de getuigenissen van Jezus' leerlingen. Deze zagen hoe Hij bezetenen van demonen bevrijdde. Het is daarbij opvallend dat de demonen in Jezus de Zoon van God herkenden. Dat is bijvoorbeeld te lezen in hoofdstuk 5 van Marcus, het oudste Evangelie.

Maria Magdalena
Een bekend persoon die met Jezus als exorcist in aanraking kwam, was Maria Magdalena. Uit haar, zo vertelt Marcus, dreef Jezus zeven demonen. Daarop werd zij een leerling van Jezus. Zij was de eerste aan wie de verrezen Jezus verscheen.

Macht tot exorcisme berust op geloof
Volgens het Marcus-evangelie zegt Jezus vlak voor zijn Hemelvaart tegen zijn discipelen: degenen die tot geloof gekomen zijn, zullen herkenbaar zijn aan diverse tekenen. Eén daarvan is dat ze in zijn naam demonen zullen uitdrijven (Marcus 16:17). Jezus geeft leerlingen dus geen speciale volmacht om kwade geesten uit te drijven; de macht om een exorcisme succesvol te volbrengen is namelijk een gevolg van het geloof in Hem. Volgens Marcus kan dus iedere gelovige een exorcist zijn.

Geclericaliseerd
Al in de eerste eeuw van de Kerk brengen de leiders van de christengemeenten orde aan in de praktijk van het exorcisme. Later zal het exorcisme zelfs worden geïnstitutionaliseerd. Het uitdrijven van kwade geesten komt dan nog slechts aan clerici toe, de leden van de kerkelijke hiërarchie.

Handoplegging
In de eerste vijf eeuwen van het christendom was het de taak van exorcisten om bezetenen door middel van handoplegging en gebed te bevrijden van de kwade geest. Die taak was overigens niet alleen voorbehouden aan exorcisten; ook andere clerici, zoals diakenen, hadden die volmacht.

Ook doopleerlingen geëxorciseerd
Niet alleen bezetenen werden letterlijk door de exorcist onder handen genomen, ook catechumenen (doopkandidaten) ondergingen een exorcisme. In hen konden immers nog restanten van het kwade aanwezig zijn.

Wegzending en water aandragen
Een andere taak van de exorcist in de vroege kerk was het wegzenden van gelovigen die geen recht hadden de Tafeldienst van de Mis bij te wonen, zoals catechumenen en penitenten. Verder bracht de exorcist water aan voor de rituele handwassing bij de eucharistische offerande, een taak die thans door de misdienaar wordt verricht.

Lagere wijding
De vroegste tekst waarin gesproken wordt over de exorcist als kerkelijk ambtsdrager staat in de beroemde brief van paus Cornelius aan bisschop Fabius van Antiochië uit het jaar 252. Daarin is een exorcist een clericus, dat wil zeggen iemand die een bepaalde wijding heeft ontvangen. Cornelius onderscheidde zeven wijdingsgraden: die van ostiarius, lector, exorcist, acoliet, subdiaken, diaken en priester (sacerdospresbyter en episcopus). Later in de geschiedenis werd een onderscheid gemaakt tussen de Lagere Wijdingen - de eerste vier - en de Hogere Wijdingen. Het exorcistaat was dus de derde graad van de Lagere Wijdingen. Deze wijdingen werden pas door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) afgeschaft. Daarmee verviel dus ook het ambt van exorcist.

Kerkelijk wetboek
In de Codex van Canoniek Recht van 1983, die voortkwam uit de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie, komt het woord 'exorcist' niet meer voor; deze wijdingsgraad bestaat immers niet meer. Dat betekent echter niet dat er binnen de Rooms-Katholieke Kerk geen exorcisten meer zijn.

Bijzonder verlof van bisschop
In het kerkelijke wetboek wordt slechts gesproken over exorcismen. Volgens canon 1172 mogen exorcismen over bezetenen slechts worden uitgesproken door personen die daarvoor van de plaatselijke bisschop een bijzonder en uitdrukkelijk verlof hebben gekregen. 'Dit verlof dient door de plaatselijk Ordinaris [bisschop] alleen gegeven te worden aan een priester die vroomheid, kennis en wijsheid bezit en van integere levenswandel is.'

Alleen een priester
Een exorcist – in de zin van iemand die een exorcisme uitspreekt – mag volgens de katholieke wet dus alleen een priester zijn. Een priester is immers door zijn wijding op zeer bijzondere wijze met Jezus verbonden; in zijn naam wordt de duivel verdreven. Maar de priesterwijding is niet voldoende. Aan een exorcist worden hoge ethische en theologische eisen gesteld. De reden daarvoor ligt in het gegeven dat exorcismen gevaarlijk zijn. De kwade geest keert zich namelijk - zo blijkt ook uit Handelingen 19 - tegen degene die hem probeert uit te drijven. Als de demon geconfronteerd wordt met een persoon die over te weinig geloof beschikt of in wie morele zwakheid schuilgaat, dan kan de exorcist zelf slachtoffer worden van de kwade macht.

Kwalificaties
De geestelijke geneesheer moet dus goed zijn toegerust. Op de eerste plaats moet hij beschikken over een sterk geloof in Jezus als Verlosser en Heerser, want de uitdrijving geschiedt in zijn naam. Op de tweede plaats moet de priester weet hebben van de werkwijze van de duivel, kennis hebben van Gods werkzaamheid en de verstandigheid bezitten de goddelijke macht op de juiste wijze in te zetten. Op de derde plaats moet de exorcist integer zijn, niet alleen in het heden, maar ook in zijn verleden. De kwade geest kan namelijk eventuele zwakheden uit de geschiedenis van de exorcist tegen hem gebruiken.

Pinksterkerken
Binnen de hoofdstroom van het Protestantisme komt het exorcisme nauwelijks voor, maar in het pentecostalisme (Pinksterbeweging) en het evangelicalisme des te meer. In deze christelijke stromingen heeft een exorcist geen speciale wijding of kerkelijke volmacht ontvangen. Iedere gelovige kan er een exorcist zijn. Dat de duivel kan worden bezworen is immers een gave van de Heilige Geest, een charisma. Deze opvatting sluit direct aan bij het laatste hoofdstuk van het Marcus-evangelie. Daarin zegt Jezus dat gelovigen herkend kunnen worden aan onder meer het uitbannen van demonen.

Hollywood
De figuur van een exorcist spreekt velen tot de verbeelding, voor Hollywood reden om in 1973 The Exorcist uit te brengen, een speelfilm naar een roman van William Peter Blatty (1928). In deze horrorfilm, inmiddels met klassieke status, speelt acteur Max von Sydow de rol van de katholieke priester Lankester Merrin. Diens hulp wordt ingeroepen om een meisje te verlossen van de duivel. Wat volgt is een reeks van duivelse manifestaties: gevloek, geschreeuw, gelaatsveranderingen en andere schokkende en buitennatuurlijke verschijnselen. The Exorcist kende drie vervolgfilms. De laatste is The Exorcist: The Beginning en dateert van 2004.

Cursus satanisme
Vooral in de laatste tien jaar is er onder invloed van occultisme en satanisme veel belangstelling voor het exorcisme gegroeid. De RK-Kerk in Italië toonde begin 2005 bezorgdheid over de invloed van satanische sekten, vooral op jongeren. Het Pauselijk Atheneum Regina Caelorum in Rome besloot toen van start te gegaan met een theoretische en praktische cursus voor katholieke priesters over satanisme en exorcisme.

Hekserij, zwarte magie of spiritisme
In 2002 bleek tijdens de jaarlijkse vergadering van Franse katholieke exorcisten dat het aanval aanvragen voor een exorcisme was toegenomen. Bijna 30 procent van de mensen die in het aartsbisdom Parijs om een duiveluitdrijving vroegen, hadden ervaringen met hekserij, zwarte magie of spiritisme. Anderen kampten met psychische problemen ten gevolge van echtscheiding, seksueel misbruik, eenzaamheid, abortus, werkeloosheid, schuldgevoelens of doodsdrift.

Goede diagnose stellen
Alvorens een exorcisme toe te passen is het voor een exorcist van het hoogste belang er zeker van te zijn dat een persoon werkelijk bezeten is. Het risico bestaat namelijk dat iemand een duiveluitdrijving ondergaat terwijl die slechts een psychische kwaal heeft. Dat zou het geval geweest zijn bij Anneliese Michel uit het Duitse stadje Klingenberg am Main.

De zaak-Anneliese Michel
Anneliese Michel stierf in 1976 op 23-jarige leeftijd aan de gevolgen van ondervoeding en een longontsteking, nadat eerder twee exorcisten tevergeefs hadden geprobeerd haar van duivelse machten te bevrijden. De priesters werden door de rechter veroordeeld wegens doodslag. Eén van de betrokken exorcisten, pater Ernst Alt, verklaarde in november 2005 tegenover The Tabletdat hij nog steeds geloofde dat Anneliese Michel bezeten was geweest.

AIE
In 1990 werd de Internationale Exorcistenvereniging (AIE) opgericht. Deze rooms-katholieke vereniging werd op 13 juni 2014 erkend als rechtspersoon door de Congregatie voor de Clerus.